Essentiële netwerkinformatie
De fysieke standaardkabels/-connectoren voor NMEA 2000 zijn
Micro-C en Mini-C, en zijn direct afgeleid van de
automatiseringsindustrie, waar DeviceNET - Micro-C het gangbare
formaat is.
•
De meeste Navico-producten maken gebruik van Micro-C-kabels
en -connectoren, maar sommige maken nog gebruik van de
eigen SimNet-connectoren, die via een adapterkabel eenvoudig
compatibel te maken zijn.
•
Een netwerk bestaat uit een lineaire backbone van waaruit
netwerkkabels verbinding maken met NMEA 2000-compatibele
apparaten.
•
Een netwerkkabel heeft een maximale lengte van 6 m (20 ft). De
totale lengte van alle netwerkkabels samen mag niet meer zijn
dan 78 m (256 ft).
•
Een NMEA 2000-netwerk waarin Micro-C-kabels worden gebruikt,
heeft een maximale kabellengte van 100 m (328 ft) tussen twee
willekeurige punten.
•
Een NMEA 2000-netwerk moet aan elk uiteinde van de backbone
een afsluitweerstand hebben. De volgende items kunnen
worden gebruikt als afsluitweerstand:
- Een afsluitende afdichtplug.
- Een windtransducer (de mastkabel is een uiteinde van de
backbone).
Planning en installatie van een netwerk-backbone
De backbone moet worden geplaatst tussen de locaties van alle te
installeren producten - meestal tussen boeg en steven - en niet
verder dan 6 m van een aan te sluiten apparaat.
Kies bij de samenstelling van de backbone uit de volgende
componenten:
•
Micro-C-kabels: 0,6 m (2 ft), 1,8 m (6 ft), 4,5 m (15 ft), en 7,6 m (25
ft).
•
T-connector of 4-wegconnector. Hiermee kunt u een
netwerkkabel op de backbone aansluiten.
•
Micro-C voedingskabel. Sluit deze met behulp van een T-
connector of een 4-wegconnector aan op de backbone, op een
centrale positie voor de netwerkbelasting.
Bedrading
| Vulcan R Series Installatiehandleiding
29