Werking en bedrijf
sor UITschakelt met Functietest, moet u 10 minuten wachten
voordat deze weer wordt ingeschakeld.
– Controleer of de elektrische verwarming zonder problemen
werkt.
VOORZICHTIG
Oververhitting warmtepomp!
Ga voorzichtig te werk. De ventielen van de cv-groep moeten open zijn.
Om oververhitting van de warmtepomp te voorkomen, moet worden ge-
waarborgd dat de temperatuur in het primaire circuit onder 40 °C ligt.
▶ Waarborg dat de waarde voor TC3 condensortemp., TC1 Aanvoer-
temp. primair en TC0 Retourtemperatuur onder 40 °C ligt. Info in-
gangssignalen Kies om deze temperaturen te controleren.
▶ Zet, om het primaire circuit af te koelen, beide circulatiepompen AAN
op maximaal toerental, zoals beschreven in de lijst hierboven.
Elektrotechnische werkzaamheden Elektrische werkzaamheden mogen
alleen worden uitgevoerd door elektrotechnisch installateurs.
▶ Schakel de eerste stap van de elektrische verwarming in; zet Bijver-
warming trap 1 op Aan. Gebruik een spanningsmeter om te contro-
leren of er spanning staat op de magneetschakelaar K1 (bovenste
magneetschakelaar) op aansluitingen 2T1, 4T2 en 6T3. Verbinding
direct weer verbreken. Om te waarborgen dat de magneetschakelaar
zonder problemen werkt, moeten de aansluitingen 2T1, 4T2 en 6T3
worden gecontroleerd na de buitenbedrijfstelling. Er mag geen span-
ning aanwezig zijn.
▶ Schakel de tweede stap van de elektrische verwarming in; zet Bijver-
warming trap 2 op Aan. Gebruik een spanningsmeter om te contro-
leren of er spanning staat op de magneetschakelaar K2 (onderste
magneetschakelaar) op aansluitingen 2T1, 4T2 en 6T3. Verbinding
direct weer verbreken. Om te waarborgen dat de magneetschakelaar
zonder problemen werkt, moeten de aansluitingen 2T1, 4T2 en 6T3
worden gecontroleerd na de buitenbedrijfstelling. Er mag geen span-
ning aanwezig zijn.
▶ Controleer of de ventilator zonder problemen werkt. Verander het
toerental van de ventilator in menu Service > Instell. voor
warmtebron > Warmtep. > PL3 Vent. toerental en controleer of de
ventilator goed reageert.
▶ Controleer of er een vraag is naar warmte of warm tapwater.
▶ Verhoog, om een warmtevraag te genereren, de gewenste waarde
voor de kamertemperatuur. Druk hiervoor op het verwarmingssym-
bool op het display. Houd er rekening mee dat de warmtepomp niet
direct start. Wacht tenminste 10 minuten, om te waarborgen, dat de
warmtepomp is gestart voor het opwarmen van het verwarmingssy-
steem.
-of-
▶ Tap voldoende warmtapwater af zodat de boiler afkoelt om een vraag
te genereren.
▶ Controleer of de warmtepomp start en dat er geen alarm is geacti-
veerd.
7.8
Overdracht van de installatie
▶ Leg de klant de werking en de bediening van de bedieningsunit en de
accessoires uit.
▶ Informeer de klant over de gekozen instellingen.
8
Werking en bedrijf
8.1
Aansluitprincipe
Dit principe is gebaseerd op zwevende condensatie en een geïntegreer-
de boost van de elektrische verwarming. Via het bedieningspaneel wordt
de warmtepomp geregeld conform de ingestelde stooklijn. Wanneer het
warmtevermogen van de warmtepomp niet voldoende is om het huis te
verwarmen, start automatisch de bijverwarming en produceert de ge-
20
wenste warmte in het huis samen met de warmtepomp. Terwijl de boiler
opwarmt, is het warmtegestuurd bedrijf van het verwarmingssysteem tij-
delijk onderbroken via een 3-wegklep. Wanneer de boiler wordt ver-
warmd, gaat het warmtegestuurd bedrijf van het verwarmingssysteem
verder.
8.2
Pomptestprogramma
In zomerbedrijf, waarborgt de besturing dat hoofdcomponenten zoals
de cv-pomp, wisselventiel en mengventielen zijn opgenomen in het
pomptestprogramma.
8.3
Radiatoren gecombineerd met verwarming
Bij een combinatie van bijvoorbeeld vloerverwarming en een radiator-
systeem waarin twee verschillende aanvoertemperaturen nodig zijn,
moet een mengunit aangestuurd door een mengmodule worden geïnstal-
leerd.
8.4
Regeling met buitentemperatuursensor en kamer-
temperatuursensor
Warmteproductie wordt geregeld via een buitentemperatuursensor of
een buitentemperatuursensor in combinatie met een kamertempera-
tuursensor.
8.5
Alleen warmwaterbedrijf
Wanneer de warmtepomp alleen is geïnstalleerd voor warmwaterbedrijf,
moeten de aanvoer- en retourleidingen op elkaar worden aangesloten.
Wanneer de aansluiting is afgerond en het systeem is gestart, moet de
warmtepomp worden ingesteld voor warmwaterbedrijf.
▶ Kies Ja tijdens Service > Ingebruikname.
▶ Controleer in hetzelfde menu of het verwarmingssysteem is ingesteld
op Radiator.
Bij deze instelling, werkt de warmtepomp constant in zomerbedrijf, het-
geen betekent, dat alle warmtapwaterproductie actief is.
8.6
Servicemenu
Overzicht van het servicemenu hoofdstuk 15.
▶ Scroll, wanneer in het display de standaard weergave actief is, naar
rechts en kies Service.
▶ Voer de toegangscode in zoals beschreven bij de inbedrijfname
hoofdstuk 7.2.
▶ Tik op de koptekst om het gekozen menupunt te openen, het invoer-
veld voor een instelling te activeren of een instelling te bevestigen.
▶ Druk op de d knop om het huidige menupunt te verlaten.
▶ Kies in bepaalde menu's Bevestigen of Annuleren wanneer een in-
stelling is veranderd.
▶ Tik op Installateurinstellingen opslaan wanneer alle instellingen
zijn uitgevoerd, voor het verlaten van het Service menu. Hierdoor
worden alle instellingen opgeslagen, die tijdens de inbedrijfname zijn
uitgevoerd, zelfs de instellingen op klantniveau.
De fabrieksinstellingen zijn geaccentueerd weergegeven. Bij een paar
instellingen is de fabrieksinstelling afhankelijk van de aangesloten warm-
tebron.
8.6.1
Instellingen van de warmtebron
Menu: Warmtepomp
In dit menu worden de warmtepompspecifieke instellingen uitgevoerd.
Deze instellingen zijn alleen beschikbaar, wanneer de installatie overeen-
komstig is opgebouwd en geconfigureerd en wanneer het gebruikte toe-
steltype de betreffende instellingen ondersteunt.
Compress 3800i EW – 6721831270 (2022/03)