Inhoudsopgave
Advertenties
Inbedrijfname
Overzicht van de inbedrijfnamestappen
1. Module coderen (instructies van de module aanhouden).
2. Waarborg dat de complete cv-installatie is gevuld met water.
3. Schakel de installatie in.
4. Voer de eerste inbedrijfname van de ProControl 800 bedieningsunit
uit ( hoofdstuk 7.2.1).
5. Voer, indien nodig, de resterende inbedrijfnamestappen uit conform
hoofdstuk 7.2.1.
6. Controleer en, indien nodig, voer de instellingen uit in het serviceme-
nu ( hoofdstuk 8.6).
7. Hef eventueel waarschuwings- en storingsmeldingen op en reset de
historie.
8. Overdragen installatie ( hoofdstuk 7.8).
7.2.1
Eerste inbedrijfname van de bedieningsunit
Wanneer de bedieningsunit de eerste keer op een spanning wordt aange-
sloten, start een configuratiewizard. Het display schakelt naar het stan-
daard scherm wanneer de wizard is afgerond.
Menupunt
Omschrijving
Taal
Taal instellen.
Datumformaat
Datumformaat instellen.
Datum
Datum instellen.
Tijd
Tijd instellen.
Land
Land instellen.
Min. buiten-
Dimensioneringstemperatuur van de installatie (bui-
temp.
tentemperatuur) bepalen. Deze waarde komt over-
een met de laagste gemiddelde
buitenluchttemperatuur in de betreffende klimaatre-
gio. De instelling komt overeen met het punt, waarop
de warmtebron de hoogste aanvoertemperatuur be-
reikt, en heeft dus invloed op de steilheid van de
stooklijn.
Constanttemp.
De instelling wordt gebruikt bij het vervangen van
warmtep.
een oudere ventilatie luchtwarmtepomp met een
kleinere elektrische verwarming
Kies [Ja] alleen voor warmwaterbedrijf.
Kies Nee wanneer er ook een verwarmingssysteem is
geïnstalleerd.
Aanv.luchtverw.
Kies [Ja] wanneer een toevoerluchtverwarmer is ge-
warmtep.
ïnstalleerd. Kies anders Nee.
CV-systeem CV1 Radiator | Convectoren | Vloerverw: instelling van
het type verwarmend oppervlak.
Max. temp.niet-
Voor [Radiator] of [Convectoren]: stel de maximale
2)
vloer CV1
aanvoertemperatuur voor cv-groep 1 in en bevestig.
Max. temp. vloer
Voor [Vloerverw] verwarmend oppervlak: stel de
CV1
maximale aanvoertemperatuur voor cv-groep 1 in en
bevestig.
3)
Zekering
16 A | 20 A | 25 A | 32 A: stel de hoofdzekering in
voor gebruik met de warmtepomp.
Installateurinstellingen opslaan: verlaat de configuratiewizard door op
[Afsluiten] te klikken.
1) Dit menu verschijnt alleen als de codeerschakelaar is ingesteld op P = 2.
2) Alarmgrenswaarde, waarborg dat het stooklijneindpunt is ingesteld op een
lagere temperatuur.
3) Die menu verschijnt alleen wanneer een vermogenscontrole is geïnstalleerd.
Tabel 7 Configuratieassistent
7.2.2
Inbedrijfname van de bedieningsunit
De bedieningsunit systeemregelaar herkent automatisch welke acces-
soiremodules zijn geïnstalleerd en past het menu en de fabrieksinstellin-
gen aan.
18
▶ Kies het menu Service. Voer het wachtwoord in, hetgeen de huidige
datum is + 1 opgeteld bij elke positie. Voorbeeld: 29 juni = 0629 + 1
bij elke positie = 1730.
▶ Open menu Service > Ingebruikname.
▶ Bevestig elke veranderde instelling met d of met Bevestigen indien
deze wordt getoond.
Menupunt
Land
Min. buiten-
temp.
Constanttemp.
warmtep.
Aanv.luchtverw.
warmtep.
CV-systeem CV1 Radiator | Convectoren | Vloerverw: voor instellen
Max. temp.niet-
vloer CV1
Max. temp. vloer
CV1
CV-systeem CV2 Radiator | Convectoren | Vloerverw: voor instellen
1)
Max. temp.niet-
vloer CV2
Max. temp. vloer
CV2
Zekering
Installateurinstellingen opslaan: sluit de inbedrijfname af door de in-
stellingen op te slaan. Ga terug vanuit [Ingebruikname] met d.
1) Alarmgrenswaarde, waarborg dat het stooklijneindpunt is ingesteld op een
lagere temperatuur.
2) Die menu verschijnt alleen wanneer een vermogenscontrole is geïnstalleerd.
Tabel 8 Inbedrijfname
7.2.3
Wanneer bepaalde functies niet zijn geactiveerd en modules, bouwgroe-
pen of componenten niet zijn geïnstalleerd, worden niet benodigde
menupunten bij de verdere instelling onderdrukt.
Vergeet niet alle instellingen op te slaan nadat de inbedrijfname is uitge-
voerd door Installateurinstellingen opslaan te bevestigen in het servic-
emenu.
Belangrijke instellingen voor de verwarming
Normaal gesproken worden de relevante instellingen uitgevoerd na de in-
bedrijfname van de installatie, maar indien nodig kunnen aanvullende in-
stellingen in het verwarmingsmenu worden gecontroleerd en aangepast
tijdens de inbedrijfname.
Omschrijving
Land instellen.
Dimensioneringstemperatuur van de installatie (bui-
tentemperatuur) bepalen. Deze waarde komt over-
een met de laagste gemiddelde
buitenluchttemperatuur in de betreffende klimaatre-
gio. De instelling komt overeen met het punt, waarop
de warmtebron de hoogste aanvoertemperatuur be-
reikt, en heeft dus invloed op de steilheid van de
stooklijn.
De instelling wordt gebruikt bij het vervangen van
een oudere ventilatielucht-warmtepomp met een
kleinere elektrische verwarming.
Kies [Ja] voor alleen warmwaterbedrijf.
Kies Nee wanneer er ook een verwarmingssysteem is
geïnstalleerd.
Kies [Ja] wanneer een toevoerluchtverwarmer is ge-
ïnstalleerd. Kies anders Nee.
van het soort verwarmend oppervlak in de gekozen
cv-groep.
Voor [Radiator] of [Convectoren]: stel de maximale
1)
aanvoertemperatuur voor cv-groep 1 in en bevestig.
Voor [Vloerverw] verwarmend oppervlak: stel de
maximale aanvoertemperatuur voor cv-groep 1 in en
bevestig.
van het soort verwarmend oppervlak in de gekozen
cv-groep.
Voor [Radiator] of [Convectoren] verwarmend op-
pervlak: stel de maximale aanvoertemperatuur voor
cv-groep 2 in en bevestig.
Voor [Vloerverw] verwarmend oppervlak: stel de
maximale aanvoertemperatuur voor cv-groep 2 in en
bevestig.
2)
16 A | 20 A | 25 A | 32 A: stel de waarde voor de
hoofdzekering in voor gebruik met de warmtepomp.
Andere instellingen bij de inbedrijfname
Compress 3800i EW – 6721831270 (2022/03)
Advertenties
Inhoudsopgave
