beDiening
INStELLING BEWEEGBARE vINGER
Het SAMENSTEL VINGERS/HOOFDDEEL bevat twee
vingers. Zie AFB. 27. Bij het achterslijpen beweegt de
beweegbare VINGER - bij het traverseren van rechts
naar links - vanaf de kant van de ACHTERSLIJPVINGER
(achterkant) van het lemmet van de snijcilinder tot aan
de kant van de slijpschijf (voorkant) van het lemmet
van de snijcilinder, en terug. Op deze manier is volledig
automatisch achterslijpen mogelijk. Voor het achterslijpen
is het belangrijk de BEWEEGBARE VINGER correct in te
stellen.
StAp 1: Plaats het slijpelement zo, dat een lemmet
van de snijcilinder op het hoogste punt van de VASTE
ACHTERHOEKVINGER rust. Zorg ervoor dat er ongeveer
0,8 mm tot 1,5 mm (1/32" tot 1/16") speling van de
BEWEEGBARE VINGER is achter het lemmet van de
snijcilinder. De BEWEEGBARE VINGER wordt met behulp
van een veer naar de bovenste positie gebracht. Om de
speling te controleren, drukt u de BEWEEGBARE VINGER
naar beneden. Gebruik de KNOP VAN DE BEWEEGBARE
VINGER om de aanslagpositie van de beweegbare vinger
aan te passen. Als er geen speling is van de BEWEEGBARE
VINGER, draait u de KNOP VAN DE BEWEEGBARE VINGER
tegen de wijzers van de klok in. Als er meer dan 1,5 mm
(1/16") speling is, draait u de KNOP VAN DE BEWEEGBARE
VINGER rechtsom.
De STOPSTIFT VAN DE VINGER kan in de hoogte worden
versteld. De stift moet zo worden ingesteld, dat hij het
lemmet van de snijcilinder vangt en er toch voldoende
speling naar de spin van de snijcilinder is nadat tot de
gewenste diepte is achtergeslepen.
OPMERKING: er moet een speling van 1 mm (1/32")
worden aangehouden zodat het hoogste punt van
de achterslijpvinger fungeert als geleiding tijdens de
achterslijpcyclus. de BEWEEGBARE VINGER fungeert als
geleiding op de conische helling van de achterslijpvinger.
StAp 2: Nu de onderste grens van de BEWEEGBARE
VINGER is ingesteld, moet u mogelijk de bovenste grens
van de BEWEEGBARE VINGER instellen voor snijcilinders
met een diameter van 127 mm (5") en met lemmeten
met een linkse helix. De uitslagbegrenzing naar boven is
beperkt om de BEWEEGBARE VINGER in de baan van
het lemmet van de snijcilinder te houden. Dit is nodig om
het volgende lemmet correct te vangen bij het indexeren
of om een speling te laten tussen de achterkant van de
BEWEEGBARE VINGER en de voorkant van het lemmet
wanneer de slijpslede terug naar zijn beginpositie schuift.
Als de BEWEEGBARE VINGER het volgende lemmet niet
kan vangen, draai de T-KNOP VAN DE VINGER dan tegen
de wijzers van de klok in. Als er niet voldoende vrije ruimte
tussen de achterkant van de BEWEEGBARE VINGER en
de voorkant van het lemmet is, draai de T-KNOP VAN DE
BEWEEGBARE VINGER dan met de wijzers van de klok
mee. Zie AFB. 28.
Pas de vergrendelkop aan tot 3 mm (1/8") in het gat, zodat
de bewegingsruimte van de vinger beperkt is. Controleer
de beweging omhoog/omlaag van de BEWEEGBARE
VINGER om te zien of er voldoende vrije ruimte aan de
beide kanten van het lemmet is voor het achterslijpen.
VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE INSTRUCTIES
0,8 MM (1/32") TOT 1,5
MM (1/16") SPELING
WANNEER LEMMET IN
DE VASTE VINGER RUST.
AFSTELKNOP
STIFT
De afbeelding toont het SAMENSTEL VINGERS/
HOOFDDEEL (rechtsom) geroteerd in de stand voor
rondslijpen (afgebeeld zonder slijpschijf, voor meer
duidelijkheid).
STIFT
De afbeelding toont het SAMENSTEL VINGER/
HOOFDDEEL linksom geroteerd in de stand voor
achterhoekslijpen (afgebeeld zonder slijpschijf, voor meer
duidelijkheid).
34
VERGRENDEL-
HENDEL
T-KNOP VAN
BEWEEGBARE
VINGER
AFB. 27
VASTE
ACHTERHOEKVINGER
VERGRENDELHENDEL
BEWEEGBARE VINGER
T-KNOP VAN
BEWEEGBARE VINGER
HIER OP DE
BEWEEGBARE VINGER
DRUKKEN OM DE
SPELING TE TESTEN
AFB. 28