10.3
Oppervlaktetemperatuur
De pomp wordt door het doelmatig gebruik niet
verwarmd en heeft daarom bij benadering de
temperatuur van de omgeving of die van het
transportmedium. Alle beweeglijke delen wor-
den gekoeld door de expanderende aandrijf-
lucht (gas). Door een hoge temperatuur van het
transportmedium kan de oppervlaktetempera-
tuur van de pomp eveneens de temperatuur van
het medium bereiken.
Verdeling van de gassen en dampen
Inzetbaarheid
Explosie-sub-
van het be-
groepen
drijfsmiddel
IIA
IIA
IIB
IIB
IIC
IIC
DEPA
T1
T2
methaan, ethaan,
methaan, ethaan,
propaan, I-buthaan,
propaan, I-buthaan,
aceton, toluol, am-
aceton, toluol, am-
moniak, prophy-
moniak, prophy-
leen, ethylacetaat
leen, ethylacetaat
stadsgas, koolmo-
etylenoxide,
noxide
ethyleen, 2-buteen,
1- propanol, buta-
diene, 1,4-dioxaan
waterstof
acethyleen
Temperatuurklassen indeling van de gassen en dampen op ontstekingstempera-
tuur
> 450°C
300°C tot
450°C
Inzetbaarheid van het bedrijfsmiddel
T1
Luchtgedreven membraanpompen
®
T3 T4 T5 T6
benzine, kerosine,
aceetaldehyde,
pentaan, hexaan,
butyraldehyde
n-octaan, cyclo-
hexaan
nonaan, dimethyl-
dimethylether,
ether, zwavelwa-
dibuthylether
terstof
–
200°C tot
135°C tot
300°C
200°C
T2
T3
–
–
–
–
zwavelkool-
100°C tot
85°C tot
135°C
100°C
T4
T5
–
–
stof
T6
41