Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Geluidsemissie (2003/10/Eg); Gebruik Van Pompen In Omgevingen Waar Explosiegevaar Bestaat; Installatie; Vóór De Installatie In Acht Te Nemen - Crane Depa DL -SS Series Bedienings- En Montagehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

2.12

Geluidsemissie (2003/10/EG)

In een ruimte met meerdere pompen kan een
zeer sterke geluidsontwikkeling ontstaan. Al
naargelang het geluidsdrukniveau moeten
daarom de volgende maatregelen worden
getroffen:
beneden 70 dB (A): geen speciale
maatregelen.
boven 70 dB (A): personen die zich
permanent in deze ruimte
ophouden, moeten een
gehoorbescherming dragen.
boven 85 dB (A): ruimte met
gehoorbeschadigend lawaai!
Aan elke ingang moet
een waarschuwingsbord zijn
aangebracht waarop
personen die de ruimte
betreden wordt meegedeeld
dat zij absoluut gehoorbe-
scherming moeten dragen.
Gemeten gemiddelde geluidsdrukniveau
Lp [dB(A)] volgens DIN EN 29614-2 (ISO
9614-2) op 1m afstand bij een transporthoog-
te van 60 m, pomp DL50-FA-NNN, stuur-
perslucht 7 bar, medium water, 20 °C = 66,8
dB(A). Bij andere configuratie van de pomp,
andere pompgrootte of of andere applicatie,
kan het gemiddelde geluidsdrukniveau afwij-
ken.
2.13
Gebruik van pompen in omgevin-
gen waar explosiegevaar bestaat
Bij de opstelling van de pompen moeten de
hoofdstukken „Equipotentiaal / Aarding" en
„Trillingsafstand" absoluut in acht worden ge-
nomen.
De pomp en pulsatiedemper moet door een
aardingsschroef of electrisch geleidende
slangen, geaard worden, voordat hij in de ex-
plosieve ruimte wordt gebracht.
Alle aangesloten buisleidingen, componenten
en slangen moeten electrisch geleidend zijn
(afleidweerstand <1 Mega Ohm; oppervlakte-
weerstand 1 Giga Ohm).
Bij inzet van de pomp in zone 0 moet de
DEPA
Luchtgedreven membraanpompen
®
luchtafvoer van de pomp met een elektrisch
geleidende buisleiding of een elektrisch
geleidende slang tot buiten de explosieve
ruimte worden geleid.
Hoofdstuk 10 toont alle apparaten voor ge-
bruik in explosieve ruimtes.
Hoofdstuk 10.2 beschrijft de categorie-inde-
ling van de apparatengroepen I en II.
3.0

Installatie

3.1
Vóór de installatie in acht
te nemen
1
De installatie mag alleen worden uitge-
voerd door personen die aan de voor-
waarden hiervoor voldoen (zie hoofd-
stuk 2 "Veiligheid").
2
Vóór de installatie de pomp nauwkeu-
rig uitrichten en vervolgens spannings-
vrij monteren. Buisleidingen moeten zo
gemonteerd zijn, dat het eigengewicht
van leidingen niet op de pomp rust.
3
Bij nieuwe installaties moet u er abso-
luut op te letten, dat er geen monta-
geresten (lasparels, draad enz.) in de
tank of het buizenstelsel achterblijven,
omdat daardoor de pomp beschadigd
kan worden.
4
Bij het aanbrengen van de pomp re-
kening houden met zuig- en transport-
hoogte.
5
De pomp moet volgens de inzetvoor-
waarden geconfigureerd worden.
Kleppen of schuiven moeten bij voor-
keur in de buurt van drukaansluitingen
gemonteerd worden.
19

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave