12.3 Checklist tijdens inbedrijfstelling
12.4 Proefdraaien
ARXM50-71+RXM42~71R2V1B + RXP50~71M2V1B + RXA42+50B2V1B +
RXF50+60B2V1B + RXF71A2V1B + RXJ50N2V1B + ARXF50~71A2V1B
R32 Split-reeks
4P513661-9J – 2020.05
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of beschadigde elektrische onderdelen in
de schakelkast.
Er zijn GEEN beschadigde onderdelen of buizen die tegen de binnenkant van de binnen- of
buitenunit gedrukt worden.
Er zijn GEEN koelmiddellekkages.
De koelmiddelleidingen (gas en vloeistof) zijn thermisch geïsoleerd.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen zijn goed en op de juiste manier
geïsoleerd.
De afsluiters (gas en vloeistof) op de buitenunit staan volledig open.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen werden gelegd conform dit document
en de geldende wetgeving tussen de binnenunit en de buitenunit.
Afvoer
De afvoer moet vlot stromen.
Mogelijk gevolg: Er kan condenswater naar beneden druppelen.
De binnenunit ontvangt de signalen van de gebruikersinterface.
De vermelde kabels worden gebruikt voor de doorverbindingskabel.
De zekeringen, onderbrekers of lokaal geïnstalleerde beveiligingen zijn overeenkomstig dit
document geïnstalleerd en zijn NIET overbrugd.
Ontluchten.
Proefdraaien.
Voorwaarde: De gegevens van de voeding MOETEN binnen het opgegeven bereik
vallen.
Voorwaarde: Proefdraaien is mogelijk in de stand koelen of verwarmen.
Voorwaarde: Proefdraaien moet worden uitgevoerd volgens de instructies in de
gebruiksaanwijzing van de binnenunit om zeker te zijn dat alle functies en
onderdelen goed werken.
1 In de koelstand, selecteer de laagst programmeerbare temperatuur. In de
verwarmingsstand, selecteer de hoogst programmeerbare temperatuur.
Indien nodig kan proefdraaien worden gedeactiveerd.
2 Stel de temperatuur op normaal niveau in wanneer het proefdraaien
beëindigd is. In de koelstand: 26~28°C, in de verwarmingsstand: 20~24°C.
3 Het systeem stopt 3 minuten na het uitschakelen van de unit.
INFORMATIE
▪
De unit verbruikt ook nog stroom wanneer ze uitgeschakeld is.
▪
Wanneer de stroom wordt hersteld na een stroompanne, werkt de unit verder in
de eerder geselecteerde stand.
12
Inbedrijfstelling
|
Uitgebreide handleiding voor de installateur
59