12
|
Inbedrijfstelling
12 Inbedrijfstelling
In dit hoofdstuk
12.1 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling
12.2 Checklist voor de inbedrijfstelling
Uitgebreide handleiding voor de installateur
58
12.1
Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling.......................................................................................................................
12.2
Checklist voor de inbedrijfstelling ..........................................................................................................................................
12.3
Checklist tijdens inbedrijfstelling............................................................................................................................................
12.4
Proefdraaien ...........................................................................................................................................................................
12.5
De buitenunit starten .............................................................................................................................................................
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN
VOORZICHTIG
Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt.
Bij het proefdraaien zullen NIET alleen de buitenunit, maar ook de aangesloten
binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk.
VOORZICHTIG
Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat.
Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid
draait, zou dit letsels veroorzaken.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de carterverwarming van
stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of
voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische
bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor
meer informatie.
Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde punten. Sluit de
unit nadat alle controles zijn uitgevoerd. Start de unit nadat u ze gesloten hebt.
De binnenunit moet juist gemonteerd zijn.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de aardingsklemmen zijn goed
aangehaald.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op het identificatieplaatje van de
unit.
ARXM50-71+RXM42~71R2V1B + RXP50~71M2V1B + RXA42+50B2V1B +
RXF50+60B2V1B + RXF71A2V1B + RXJ50N2V1B + ARXF50~71A2V1B
58
58
59
59
60
R32 Split-reeks
4P513661-9J – 2020.05