WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
De volgende waarschuwings- en
controlelampen gaan branden wanneer
het contact wordt aangezet:
•
ABS
•
Airbag
•
Remsysteem
•
ESP uit
•
Vorst
•
Laag brandstofpeil
•
Stabiliteitsregeling (ESP)
Indien een van deze waarschuwings- of
controlelampen niet gaat branden
wanneer het contact wordt aangezet,
duidt dit op een storing. Laat het systeem
onmiddellijk door een goed opgeleide en
vakkundige monteur controleren.
Controlelamp ABS
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit
op een storing. De normale
remwerking blijft gehandhaafd (zonder
ABS). Laat het systeem zo snel mogelijk
door een goed opgeleide en vakkundige
monteur controleren.
Controlelamp airbag
Als de controlelamp brandt
onder het rijden, dan duidt dit
op een storing. Laat het
systeem onmiddellijk door een goed
opgeleide monteur controleren.
Indicator dodehoekmonitor
Deze brandt wanneer deze
functie wordt gedeactiveerd of
E124823
in combinatie met een bericht.
Zie Monitor dode hoek (bladzijde 78).
Zie Infoberichten (bladzijde 97).
Instrumenten
Lamp remsysteem
voorzichtig.
Als de lamp tijdens het rijden gaat
branden, controleer dan of de parkeerrem
niet is ingeschakeld. Als de parkeerrem
niet is ingeschakeld, dan is er een storing
aanwezig. Laat het systeem onmiddellijk
door een goed opgeleide monteur
controleren.
Controlelamp automatische
snelheidsregeling
E71340
snelheidsregeling. Zie Gebruik maken
van snelheidsregeling (cruise
control) (bladzijde 169).
Richtingaanwijzers
knipperfrequentie duidt op een defecte
gloeilamp. Zie Gloeilampen
vervangen (bladzijde 66).
84
De lamp gaat branden wanneer
de parkeerrem wordt
ingeschakeld.
WAARSCHUWING
Verlaag geleidelijk uw snelheid en
breng de auto tot stilstand zodra dit
veilig kan. Gebruik de remmen
De controlelamp gaat branden
wanneer u een snelheid heeft
ingesteld met behulp van de
Knippert bij ingeschakelde
richtingaanwijzers. Een
plotselinge toename van de