3. Installatie
3.1. Installatie-eisen
Houd voor plaatsing van het systeem rekening met het volgende:
Monteer de ventilatie-unit:
●
-
in een gesloten opstellingsruimte (waar het systeem zo
weinig mogelijk geluidsoverlast kan veroorzaken).
-
in een opstellingsruimte die vorstvrij is.
-
in de buurt van een wandcontactdoos 230 V, 50 Hz (voor
Eurostekker); de lengte van de voedingskabel is 1,5 m.
-
in de buurt van een sifon met aansluiting op de riolering
(voor aansluiting van de condensafvoer).
-
aan een wand/plafond/vloer met voldoende draagvermogen
2
(min. 200 kg/m
).
Houd er bij de positionering van ventilatie-unit rekening mee
●
dat er ook voldoende ruimte wordt vrij gehouden om service te
verlenen; zie Maatschetsen op pagina 13.
Het kanalensysteem en de afvoer- en toevoerpunten moeten
●
juist gedimensioneerd zijn.
De juiste bevestigingsmaterialen moeten aanwezig zijn.
●
Om geluidsklachten te voorkomen, raadt Itho Daalderop aan:
●
-
de kanalen van en naar de verblijfsruimten aan te sluiten
met geluiddempers;
-
gebruik te maken van geisoleerde HRU-kanalen met een
metalen binnenkern.
3.2. De ventilatie-unit plaatsen
3.2.1. Toestel voorbereiden voor montage
a) Zet de ventilatie-unit rechtstandig op de grond, zodat de
kanaaladapters aan de bovenzijde zitten.
b) Verwijder de twee draadbeugels van de unit en leg ze opzij.
17