• De sluitertijd wordt in de panningfunctie
langzamer om het panningeffect te bereiken.
Een gevolg daarvan is dat de opname soms
te veel bewogen is.
• De panningfunctie werkt niet goed in de
volgende situaties.
– Op erg heldere zomerdagen. Wij raden
aan in dit geval een ND-filter
(DMW-LND46; optioneel) te gebruiken.
(P151)
– Wanneer de sluitertijd sneller is dan 1/
100ste.
– Als u de camera te traag beweegt omdat
het object niet snel beweegt. (De
achtergrond wordt in dit geval niet
onscherp genoeg).
– Wanneer het toestel het onderwerp niet
goed kan volgen
• U kunt de stabilisatorfunctie niet instellen op
[MODE2]. Als u deze instelt op [MODE1]
kunt u alleen verticale golfbanden
compenseren in de panningfunctie.
• De instellingen op de continu AF en de AF
assist lamp worden uitgeschakeld.
• U kunt de witbalans niet instellen.
Gevorderd (Opname van opnamen)
Op [
menu af te beelden en de scènefunctie te
kiezen.
Met deze functie kunt u levendige opnamen
maken van een sterrenhemel of een donker
voorwerp.
∫ De sluitertijd instellen
Selecteer een sluitertijd van [15 SEC.],
[30 SEC.] of [60 SEC.].
1 Op 3/4 drukken om het menuonderdeel
te kiezen en vervolgens op [MENU/SET]
drukken.
• Het is ook mogelijk om het aantal
seconden te veranderen m.b.v. de snelle
instelling (P92).
2 Opnamen maken.
• Druk de ontspanknop helemaal in om het
aftelscherm af te beelden. Beweeg het
toestel niet als dit scherm afgebeeld wordt.
Als het aftellen eindigt, verschijnt [AUB
WACHTEN...] net zolang als de ingestelde
sluitertijd duurt om de signalen te
verwerken.
• Druk op [MENU/SET] om te stoppen met de
opname terwijl de aftelling op het scherm
staat.
- 82 -
[STERRENHEMEL]
MENU
] drukken om het [SCÈNE MODE]
SET
(P76)