3 ELEMENTAIRE BEDIENING
D Bandgrens waarschuwingsbeeptoon
Deze functie laat een beeptoon te horen als men binnen of
buitent het frequentiebereik van een amateurband afstemt.
Er klinkt een normale beeptoon wanneer er binnen een
amateurband afgestemd wordt en een lagere beeptoon als
men buiten de amateurband afstemt.
Daarnaast geeft de TX-indicator aan of de ingestelde fre-
quentie binnen of buiten een amateurband valt. Dit geldt
voor alle instellingen behalve "OFF" in de algemene instel-
lingsmode.
● Is een frequentie buiten een amateurband is gekozen dan wordt
de TX-indicator in een gestippeld kader weergegeven "
i.p.v. de normale indicatie "
q Druk, indien nodig, enkele malen op [EXIT/SET] om mul-
tifunctionele schermen af te sluiten.
w Druk op [SET] (F-6) om naar de instellingsmode te gaan.
● Door [EXIT/SET] 1 sec. ingedrukt te houden, gaat de set ook
naar het scherm met instellingsmenu's.
e Druk op [OTHERS] (F-5) om naar de algemene instel-
lingsmode te gaan.
r Kies met [Y] (F-1) of [Z] (F-2) het menu "Beep (Band
Edge)".
t Kies met de afstemknop de gewenste instelling:
● OFF
: Bandgrens beeptoon is uit.
● ON (Default)
: Als men binnen of buiten het frequentiebe-
reik van een amateurband afstemt, klinkt er
een beeptoon (standaard instelling).
● ON (User)
: Als men buiten, of terug binnen het frequen-
tiebereik van een (door de gebruiker) gepro-
grammeerde amateurband afstemt, klinkt er
een beeptoon.
● ON (User) & TX Limit :
Als men buiten, of terug binnen het frequen-
tiebereik van een (door de gebruiker) gepro-
grammeerde amateurband afstemt, klinkt er
een beeptoon. Het zenden wordt buiten het
geprogrammeerde bereik geblokkeerd.
y Druk op [EXIT/SET] om het instellingsmenu te verlaten.
Het beeptoon volume kan ingesteld worden in de niveau
instellngsmode (p.124).
Bandgrenzen programmeren:
q Voer de stappen q tot t, zoals hierboven beschreven,
uit en kies de "ON (User)" of " ON (USER) & TX Limit".
● [BAND] verschijnt boven de functietoets (F-5).
w Druk op [BAND] (F-5) om naar het instellingsscherm voor
bandgrenzen te gaan.
e Kies met [Y] (F-1) of [Z] (F-2) de gewenste bandgren-
zen.
● Kies met [◄►] (F-3) de hoge of lage bandgrens te kie-
zen.
● Druk op [INS] (MF6) om een nieuw leeg bandgrensge-
heugen in te voeren.
● Houdt [DEL] (MF7) 1 sec. ingedrukt om het gekozen
bandgrensgeheugen te wissen.
r Voer de gewenste frequentie in via het toetsenbord en
druk dan op [F-INP●ENT].
● Druk op [GENE●] om de decimale punt (".") tussen de MHz en
kHz cijfers te zetten.
● Programmeer elk geheugen van links naar rechts en elke
frequentie met hoger zijn dan de voorgaande frequentie.
● Een gelijke frequentie of een frequentie die buiten een ama-
teurband ligt, kan niet worden geprogrammeerd.
● Houdt [DEF] (F-4) 1 sec. ingedrukt om de standaard instellin-
gen voor de bandgrensfrequenties te kiezen.
t Druk op [EXIT/SET] om het instellingsmenu te verlaten.
",
".
Als de transverterfunctie ingeschakeld is, wordt de stan-
daard instelling voor de bandgrens waarschuwingsbeeptoon
gebruikt.
● Bandgrens scherm
OPMERKING: Alle frequentiebereiken zijn standaard ingesteld.
Om de gewenste bandgrenzen in te stellen, moeten deze gewist
of veranderd worden.
- 32 -
Hoofdafstemknop
AAN (standaard)
Verschijnt als "ON (User)" of
"ON (User) & TX Limit" is gekozen
ON (Gebruiker)
T
oetsenbord
Hoofd-
afstemknop