1587 FC/1587/1577
Gebruiksaanwijzing
Isolatie
Isolatietests mogen uitsluitend worden verricht aan
spanningsloze stroomkringen. Controleer de zekering
voordat u metingen verricht. Zie Zekeringen testen
verderop in deze gebruiksaanwijzing. Om de
isolatieweerstand te meten, moet u de meter aansluiten en
instellen zoals in afbeelding 9 en onderstaande stappen
volgen:
1. Sluit de meetprobes aan op de ingangen
2. Zet de draaiknop in de stand
draaiknop in deze stand wordt gezet, wordt de
batterijlading getest. Als de batterij niet goed wordt
bevonden, verschijnen en onderaan op het
display. Er kunnen geen isolatietests worden verricht
zolang de batterijen niet worden vervangen.
3. Druk op r om de spanning te selecteren.
4. Sluit de probes aan op de te testen stroomkring. De
meter stelt automatisch vast of de stroomkring onder
spanning staat.
•
Het primaire display toont totdat u op
drukt en er een geldige uitlezing van de
isolatieweerstand wordt verkregen.
•
Het hoogspanningssymbool (Z) samen met >30 V
op het primaire display waarschuwen u dat de
aanwezige spanning hoger is dan 30 V AC of DC.
Is dit het geval, dan kan de test niet worden
verricht. Koppel de meter los en zet de stroom uit
voordat u doorgaat.
26
p
en
q
.
. Wanneer de
INSULATION
5. Druk op en houd de toets ingedrukt om de test
te starten. Het secundaire display toont de spanning
die op de te testen stroomkring is aangelegd. Het
hoogspanningssymbool (Z) samen met een primair
display met de weerstand in MΩ of GΩ verschijnen.
Het pictogram T verschijnt onderaan op het display
totdat wordt losgelaten.
Als de weerstand hoger is dan het maximale
weergavebereik, toont de meter het symbool Q en de
maximumweerstand voor het bereik.
6. Zorg dat de probes op de meetpunten aangesloten
blijven en laat toets los. De te testen
stroomkring wordt vervolgens door de meter ontladen.
De gemeten weerstand verschijnt op het primaire
display totdat een nieuwe test wordt gestart of een
andere functie of ander bereik wordt geselecteerd of
bij detectie van >30 V.