24
Persoonlijke instellingen
Beveiligingsinstellingen
Selecteer
Menu
Beveiliging.
Wanneer beveiligingsfuncties zijn
ingeschakeld waarmee oproepen
worden beperkt (zoals het blokkeren
van oproepen, gesloten
gebruikersgroepen en vaste nummers),
kunt u mogelijk nog wel het
geprogrammeerde alarmnummer
kiezen. De functies voor het blokkeren
en doorschakelen van oproepen kunnen
niet tegelijkertijd actief zijn.
Selecteer een van de volgende opties:
PIN-codeaanvraag of UPIN-
codeaanvraag — Het apparaat zo
instellen dat elke keer bij het
inschakelen om de PIN- of UPIN-code
wordt gevraagd. Bij sommige SIM-
kaarten is het niet mogelijk het
opvragen van de code uit te schakelen.
Oproepen blokkeren — Inkomende
en uitgaande oproepen beperken
(netwerkdienst). Hiervoor hebt u het
blokkeerwachtwoord nodig.
Vaste nummers — Uitgaande
oproepen beperken tot geselecteerde
telefoonnummers, als dit door uw SIM-
24
Instellingen
en
>
kaart wordt ondersteund. Als de functie
Vaste nummers is geactiveerd, zijn
GPRS-verbindingen niet mogelijk,
behalve bij het verzenden van
tekstberichten via een GPRS-verbinding.
In een dergelijk geval moeten het
telefoonnummer van de ontvanger en
het nummer van de berichtencentrale in
de lijst Vaste nummers zijn opgenomen.
Bep. grp gebruikers — Een groep
mensen definiëren die u kunt bellen of
door wie u kunt worden gebeld
(netwerkdienst).
Beveiligingsniveau — Als u wilt
instellen dat om de beveiligingscode
wordt gevraagd wanneer een nieuwe
SIM-kaart in het apparaat wordt
geplaatst, selecteert u Telefoon.
Toegangscodes — De
beveiligingscode, PIN-code, UPIN-code,
PIN2-code of het blokkeerwachtwoord
wijzigen.
PIN2-codeaanvraag — Het apparaat
zo instellen dat om de PIN2-code wordt
gevraagd wanneer u een bepaalde
functie gebruikt die wordt beveiligd
met de PIN2-code. Bij sommige SIM-
kaarten is het niet mogelijk het
opvragen van de code uit te schakelen.
Deze optie is mogelijk niet beschikbaar,
afhankelijk van uw SIM-kaart. Neem
© 2009 Nokia. Alle rechten voorbehouden.