13 Instellingen aan het toestel
Cursornavigatie 1
Met [ beweegt u de cursor. Met C wist u de tekens
afzonderlijk. Met STOP verlaat u het menu en keert
u naar de uitgangsmodus terug.
Tijd en datum invoeren
1 Druk op OK, 91 en OK.
2 Voer het tijdstip in, bijvoorbeeld 14 00 voor
14 uur.
3 Voer de datum in (telkens twee cijfers) bijvoorbeeld
08 06 07 voor 8 juni 2007.
4 Bevestig met OK.
Klok na stroomonderbreking
Na een korte stroomonderbreking moet u de klok en
de datum controleren. Bevestig met OK.
Taal kiezen
1 Druk op OK, 92 en OK.
2 Kies met [ de gewenste displaytaal.
3 Bevestig met OK.
Land kiezen
Land juist instellen
Stel in ieder geval het land in waarin u het toestel ge-
bruikt. Anders is uw toestel niet aangepast aan het te-
lefoonnet. Indien uw land niet op de lijst staat, moet
u een andere instelling kiezen en de juiste telefoonka-
bel van het land gebruiken. Voor meer informatie
kunt u terecht bij uw vakhandelaar.
Wissen bij het instellen van het land
Alle fabrieksmatige landinstellingen worden hersteld
wanneer u een nieuw land kiest. Opgeslagen gege-
vens blijven behouden. Controleer het ingevoerde
nummer voor de kopregel.
1 Druk op OK, 93 en OK.
2 Kies met [ het land waarin u het toestel wilt gebrui-
ken.
3 Bevestig met OK.
4 Kies met [ BEVESTIGEN: JA .
5 Bevestig met OK.
Nummer invoeren
kopregel
Uw nummer en uw naam worden aan de bovenste rand
van elk faxbericht (= kopregel) samen met datum, tijd en
paginanummer meegestuurd.
1 Druk op OK, 94 en OK.
2 Voer uw telefoonnummer in. Met # of * kunt u
een plus-teken intoetsen.
3 Bevestig met OK.
Instellingen aan het toestel
Naam invoeren
1 Druk op OK, 95 en OK.
2 Voer uw naam in. Letters voert u met de cijfertoetsen
in (zie opdruk). Speciale tekens voert u in met de toets
0. Druk zo vaak op de betreffende toets tot de ge-
wenste letter of het gewenste speciale teken op het dis-
play verschijnt.
3 Bevestig met OK.
Kontrast instellen
Kontrast instellen
Voor het kopiëren en versturen van faxberichten kunt u uit
verschillende contrastniveaus kiezen.
1 Druk op OK, 44 en OK.
2 Kies met [ het gewenste contrast:
CONTRAST: LICHT – Voor lichtere kopieën en verstu-
ren van faxen
CONTRAST:NORMAAL – Voor alle soorten documenten
(bijvoorbeeld witte tekst op zwarte achtergrond of docu-
menten met een kleurige achtergrond)
CONTR.:OPTIMAAL (fabrieksinstelling) – Geoptimali-
seerde aanpassing voor het afdrukken van teksten en foto's
CONTRAST:DONKER – Voor donkere kopieën en ver-
sturen van faxen (bijvoorbeeld documenten met bijna
kleurloos schrift)
3 Bevestig met OK.
Speciale instelling/Basisinstelling
De gewijzigde instellingen worden als nieuwe basis-
instellingen opgeslagen. Kies voor een eenmalige
procedure een speciale functie, denk eraan daarna
een standaard instelling of de fabrieksinstelling weer
in te stellen.
Transmissiesnelheid reduceren
Transmissiesnelheid reduceren
Het toestel past de transmissiesnelheid aan aan de lijnkwa-
liteit. Vooral bij overzeese verbindingen kan het enige tijd
duren. Stel een lage transmissiesnelheid in wanneer u fax-
berichten stuurt in netten met een slechte lijnkwaliteit.
1 Druk op OK, 38 en OK.
2 Kies met [ of u een lagere transmissiesnelheid wilt in-
stellen.
3 Bevestig met OK.
Aanpassing van de pagina's in- en
uitschakelen
Aanpassing van de pagina's
Om te vermijden dat er informatie verloren gaat, worden
binnenkomende faxberichten verkleind uitgeprint.
1 Druk op OK, 37 en OK.
2 Kies met [ of u het verkleinen van de pagina's wilt
in- of uitschakelen.
3 Bevestig met OK.
NL
37