De netwerkinstellingen configureren
Meer info
Raadpleeg
"Scannen naar e-mail" p. 117
informatie over het gebruik van Scannen naar e-mail.
Raadpleeg
"Basisprocedure voor Scannen naar faxserver"
p. 105
voor meer informatie over het gebruik van Scannen
naar faxserver.
Raadpleeg
"Basisprocedure voor Internetfaxen" p. 107
voor meer informatie over het gebruik van Internetfax.
Scannen naar netwerk-pc
instellen
Met de functie Scannen naar netwerk-pc kunt u
gescande beelden naar de "gedeelde map" van
een computer in het netwerk verzenden en
opslaan. Registreer, om deze functie te
gebruiken, uw machine op de computer als een
gebruiker en maak een gedeelde map aan en
maak een profiel aan op uw machine om de
instellingen voor de computer te registreren.
Opmerking
Vraag eerst toestemming van de netwerkbeheerder om
een gedeelde map op de computer aan te maken door de
onderstaande procedure te volgen, alvorens het instellen
te starten.
Memo
Het CIFS-protocol wordt in deze procedure gebruikt.
De naam van de computer
controleren
Controleer de naam van de computer met behulp
van de onderstaande procedure en vul in C-1 van
het instellingeninformatieformulier in.
Voor Windows 7, Windows Server
2008 R2, Windows Server 2008 en
Vista
Klik op [Start] en selecteer [Control
1
Panel].
Selecteer [System and Security].
2
Voor Windows Server 2008 en Windows Vista,
selecteer [System and Maintenance].
Selecteer [See the name of this
3
computer] onder [System].
4
voor meer
5
Voor Windows Server 2003 en
1
2
3
4
Voor Mac OS X
1
2
3
- 74 -
Voer de naam in [Computer name
(Computer name)] in C-1 van het
instellingeninformatieformulier in.
Sluit het venster.
Windows XP
Klik op [start]>[Control Panel]>
[Performance and Maintenance]>
[System].
Voor Windows Server 2003, klik op [Start]>
[Bedieningspaneel]>[System].
Selecteer het tabblad [Computer
Name] en klik vervolgens op [Change].
Voer de naam in [Computer Name] in
C-1 van het
instellingeninformatieformulier in.
Klik op [Cancel] om het venster te
sluiten.
Selecteer [System Preferences] uit het
Apple-menu.
Klik op [Sharing].
Voer de naam in [Computer Name
(Computer Name)] in C-1 van het
instellingeninformatieformulier in.
C-1
C-1