•
Gebruik enveloppen die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, sterk omkrullen,
kreuken en zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen. Als u twijfels hebt over de enveloppen die u wilt gebruiken,
raadpleegt u de leverancier van de enveloppen.
•
Stel de breedtegeleiders en de lengtegeleider in op de breedte van de enveloppen.
•
Voor het plaatsen van enveloppen in de standaardlade voor 150 vellen moet de te bedrukken zijde naar boven
gericht zijn.
•
Zie "Enveloppen plaatsen" op pagina 177 voor aanwijzingen voor het inleggen van een envelop.
•
Gebruik tijdens een afdruktaak slechts één formaat envelop.
•
Zorg ervoor dat de luchtvochtigheid niet te hoog is, want een hoge luchtvochtigheid (meer dan 60 %) en de hoge
temperatuur bij het afdrukken zouden de enveloppen kunnen dichtplakken.
•
Voor de beste resultaten gebruikt u geen enveloppen die:
–
sterk gekruld of kromgetrokken zijn;
–
samenkleven of beschadigd zijn;
–
vensters, openingen, perforaties, inkepingen of opdruk hebben
–
metalen clips, koordsluitingen of metalen vouwranden hebben;
–
ineengrijpende flappen hebben;
–
van postzegels zijn voorzien;
–
ingekeepte randen of gebogen hoeken hebben;
–
een ruw, gerimpeld of geplooid oppervlak hebben.
Etiketten
Uw printer kan afdrukken op veel van de etiketten die alleen bedoeld zijn voor laserprinters.
Bij het selecteren van etiketten:
•
De kleeflaag, het papier (voor afdrukken) en de beschermlaag moeten bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C
en een druk van 1,76 kg/cm².
•
Gebruik etiketten die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, omkrullen,
rimpelen of zonder dat er gevaarlijke stoffen vrijkomen.
•
Gebruik geen etiketten met een rug van glad materiaal.
AANWIJZING:
voordat u grote hoeveelheden van een bepaald afdrukmedium koopt, raden wij u aan om eerst een test uit te
voeren.
Voor het afdrukken op etiketten:
•
Gebruik etiketten die bestand zijn tegen temperaturen van 205 °C zonder dat ze gaan plakken, sterk omkrullen,
rimpelen en gevaarlijke stoffen vrijgeven.
•
Stel de papiersoort in op Label via de printerdriver.
•
Leg nooit etiketten en gewoon papier tegelijk in dezelfde papierlade.
•
Druk niet af binnen 1 mm (0,04 inches) van de rand van de etiketten.
•
Druk niet af binnen 1 mm (0,04 inches) van de rand van de etiketten, de perforatielijnen of tussen de snijlijnen van
het etiket.
•
Niet vaker dan één keer op een vel etiketten afdrukken.
•
Een staande richting wordt aanbevolen, met name voor het afdrukken van streepjescodes.
•
Gebruik geen etiketten waarbij de lijm vrij ligt.
171
Afdrukmediarichtlijnen