Optionele gegevens
(voor adres-/telefoonboek
van server)
LDAP-verificatie
Toepassing:
Om de verificatiemethode van de LDAP-server aan te geven.
Waarden:
LDAP-verificatie (voor
adres-/telefoonboek van
server)
LDAP-gebruikerstoewijzing
Toepassing:
Voor het opgeven van de instellingen voor de LDAP-gebruikerstoewijzing.
Waarden:
Gewone naam
Achternaam
Voornaam
E-mailadres
Faxtelefoon
SSL/TLS
Toepassing:
De instellingen voor de gecodeerde SSL-communicatie met de printer opgeven en het certificaat dat voor de
communicatie tussen de printer en andere apparaten zoals een LDAP-server wordt gebruikt, instellen of verwijderen.
112
Dell™ Printer Configuration Web Tool
Basismap voor zoekopdracht Voer hier de hoofdzoekmap in.
Aanmeldgegevens voor
toegang tot LDAP-server
Inlognaam
Wachtwoord
Voer het wachtwoord
opnieuw in
Time-out bij zoeken
Volgorde voor doorzoeken
namen
Serveradresboek
Servertelefoonboek
Verificatiemethode
Toegevoegde tekenreeks
gebruiken
Tekenreeks toegevoegd aan
gebruikersnaam
Stelt het attribuuttype van de gewone naamreeks voor de LDAP-server in.
Stelt het attribuuttype van de achternaamreeks voor de LDAP-server in.
Stelt het attribuuttype van de voornaamreeks voor de LDAP-server in.
Stelt het attribuuttype van de e-mailadresreeks voor de LDAP-server in.
Stelt het attribuuttype van de faxnummerreeks voor de LDAP-server in.
Selecteer de gebruikte gegevens om toegang te krijgen tot de
LDAP-server.
Voer de inlognaam in.
Voer hier het inlogwachtwoord in met behulp van 1 tot 127
alfanumerieke tekens.
Bevestig het inlogwachtwoord door dit nogmaals in te voeren.
Selecteer Wachtlimiet voor LDAP-server en volg de door de LDAP-
server opgegeven wachttijd. Selecteer Wachten om de wachttijd
tussen 5 en 120 seconden te bepalen.
Stelt de volgorde van het zoeken in.
Vink het vakje aan om te kunnen zoeken naar de e-mailadressen op
de LDAP-server bij het versturen van e-mails vanaf de printer.
Vink het vakje aan om te kunnen zoeken naar de faxnummers op de
LDAP-server bij het versturen van faxen vanaf de printer.
Geeft de verificatiemethode weer.
Selecteer of de toegevoegde tekenreeks uit de lijst moet worden
gebruikt.
Voer de toegevoegde tekenreeks in.