18
|
Elektrische installatie
18.2 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
68
18‒1 Minimum circuitampère
15~25
32
0,8 A
0,9 A
OPMERKING
▪
Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de binnenkant van het
servicedeksel).
▪
Voor instructies over de aansluiting van de optionele apparatuur, zie de bij
optionele apparatuur geleverde montagehandleiding.
▪
Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat het servicedeksel nadien
weer goed kan worden aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden
gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar
worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel van elkaar gescheiden
blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze
mogen NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
2 Kabel gebruikersinterface: Steek de kabel door het frame en sluit hem aan op
het klemmenblok (P1, P2).
3 Transmissiekabel: Steek de kabel door het frame en sluit hem aan op de
klemmenstrook (de symbolen F1, F2 moeten overeenstemmen met die op de
buitenunit). Bundel de transmissiekabel samen met de kabel van de
gebruikersinterface en leg ze met een kabelbinder (lokaal te voorzien) vast op
de kabelbevestiging.
4 Voedingskabel: Geleid de kabel door het frame en sluit hem aan op de
klemmenstrook (L, N, aarding). Maak de kabel vast met een kabelbinder
(lokaal te voorzien) op de kabelbevestiging.
a Stroomonderbreker
b Reststroomapparaat
L N
a
a Voedings- en aardingsbedrading
b Servicedeksel met bedradingsschema
c Bedrading transmissie en gebruikersinterface
Klasse
40~63
80
1,4 A
1,7 A
a
b
P1P2 F1 F2
b
c
100
125
2 A
2,2 A
FXSA15~140A2VEB
VRV-systeemairconditioner
4P599622-1B – 2022.02
140
3 A