Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Configuratie - Rittal SK 3178800 Montage-, Installatie- En Bedieningshandleiding

Koelaggregaat
Inhoudsopgave

Advertenties

Installeer de "Rittal Scan & Service"-app op een ge-
schikte mobiele telefoon (zie hoofdstuk 13 "Toebeho-
ren").
Breng met behulp van een NFC-scan de verbinding
met een koelaggregaat tot stand.
De fabrieksinstelling van de PIN-code van het aggre-
gaat is "22".
Opmerking:
Het gebruik van de "Rittal Scan & Service"-
app is grotendeels intuïtief. Hieronder wor-
den daarom de betreffende delen van de
app en de aan te geven instellingen slechts
kort toegelicht.
7.5.2

Configuratie

In het gedeelte "Configuratie" kunt u onder "Aggregaat-
configuratie" de basisinstellingen voor het koelaggregaat
aangeven. Deze instellingen zijn voor een deel ook direct
via het display van het aggregaat aan te geven. De vol-
gende paragrafen bevatten een korte beschrijving van
de aanvullende instellingen.
Aggregaatnaam
Door de klant toegekende benaming voor het koelag-
gregaat. Deze benaming kan via worden toegekend om
onderscheid te maken tussen verschillende apparaten.
Alarmdrempelwaarde
Is de gemeten temperatuur hoger dan de gewenste
temperatuur plus het hier ingestelde temperatuurver-
schil, dan wordt er een alarmmelding (Te hoge tempera-
tuur) afgegeven. De volgende tabel toont, afhankelijk van
de regelmodus, het bereik van het mogelijke tempera-
tuurverschil (alarmdrempelwaarde).
Parameter
Alarmdrem-
Instelwaarde
Binnentemperatuur
+ 3 °C (5 °F)
Instelwaarde
Externe sensor
Instelwaarde
Uitblaastemperatuur
Instelwaarde
Tab. 6: Alarmdrempelwaarde
Rittal Koelaggregaat
Fabrieks-
pelwaarde
instelling
...
Instelwaarde
+ 5 °C (9 °F)
+ 15 °C
(27 °F)
+ 12 °C
Instelwaarde
(21 °F) ...
+ 14 °C
(25 °F)
+ 24 °C
(40 °F)
Opmerking:
In de regelmodus "Externe sensor" en "Uit-
blaastemperatuur" bewaakt het koelaggre-
gaat bovendien de temperatuur van de aan-
gezogen lucht. Dreigt er een overschrijding
van de ingestelde alarmdrempelwaarde (bijv.
door toename van het vermogensverlies),
dan wordt het koelvermogen gedurende de
dreigende temperatuuroverschrijding ver-
hoogd en daardoor de ingestelde waarde
niet overschreden. Bij de regelmodus "Exter-
ne sensor" wordt hiervoor een vaste drem-
pelwaarde van 50 °C (122 °F) gebruikt.
De absolute temperatuurwaarde waarbij de alarmmel-
ding "Te hoge temperatuur" wordt afgegeven, is dan als
volgt samengesteld:
– Grenstemperatuur = gewenste temperatuur + alarm-
drempelwaarde
Voorbeeld van de regelmodus "Uitblaastemperatuur":
– Instelwaarde: 24 °C (75 °F)
– Alarmdrempelwaarde (verschil): 14 °C (25 °F)
– Grenstemperatuur: 38 °C (100 °F)
Uitgangssituatie:
– Temperatuur aangezogen lucht: 37 °C (< alarmdrem-
pelwaarde)
– Temperatuur uitgeblazen lucht: 24 °C (= instelwaarde)
Bij overschrijding van de alarmdrempelwaarde:
– Temperatuur aangezogen lucht: 39 °C (> alarmdrem-
pelwaarde)
– Temperatuur uitgeblazen lucht: 22 °C (< Sollwert)
Bij temperatuur onder de alarmdrempelwaarde door
verhoging van het koelvermogen:
– Temperatuur aangezogen lucht: 37 °C (< alarmdrem-
pelwaarde)
– Temperatuur uitgeblazen lucht: 24 °C (= instelwaarde)
Alarmrelais > schakellogica
Hier kunt u de schakellogica van de relaisuitgang aange-
ven, d.w.z. of deze als verbreekcontact of als maakcon-
tact moet worden gebruikt.
Opmerking:
In de fabriek wordt de relaisuitgang in aange-
sloten bedrijfstoestand ingesteld op "geslo-
ten".
Alarmrelais > systeemmelding(en) toewijzen
Hier geeft u aan welke systeemmeldingen tot het scha-
kelen van de relaisuitgang moeten leiden.
Activeer in de lijst de schuifschakelaars van de meldin-
gen die tot het schakelen van de relaisuitgang moeten
leiden.
7 Bediening
31
NL

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Sk 3178801Sk 3179800Sk 3179801Sk 3180800Sk 3184800Sk 3184840

Inhoudsopgave