7 Bediening
7.3
Update-programma
NL
Met behulp van het Update-programma kan een soft-
ware-update worden uitgevoerd. Als interface dient de
USB-C-interface aan de achterzijde van het koelaggre-
gaat.
Het Update-programma is via de betreffende product-
pagina te downloaden.
7.4
Instelmogelijkheden via het display
7.4.1
Kiezen van de regelmodus
Het koelaggregaat kan het koelvermogen regelen op ba-
sis van een van de volgende drie temperatuurwaarden:
– Binnentemperatuur (fabrieksinstelling): de tem-
peratuur van de lucht die vanuit de kast in het koelag-
gregaat wordt gezogen.
– Externe sensor: de temperatuur die door een exter-
ne sensor op een zogenaamde Hot-Spot in de kast
wordt gemeten.
– Uitblaastemperatuur: De temperatuur die met be-
hulp van een externe temperatuursensor bij de uit-
blaasopening van het koelaggregaat wordt gemeten.
Regelmodus "Externe sensor"
Neem de volgende aanwijzingen in acht bij het kiezen
van de sensorpositie. De sensor mag niet
– rechtstreeks door de koelaggregaat uitgeblazen ge-
koelde lucht worden beïnvloed,
– door externe warmtebronnen of warmtestraling wor-
den beïnvloed,
– zijn blootgesteld aan vocht,
– met de aansluitkabel in de buurt van AC-kabels wor-
den aangesloten,
– binnen de eerste 10 cm van de aansluitkabel vanaf het
sensorelement aan verschillende temperaturen wor-
den blootgesteld.
De sensor dient
– zich in het effectieve bereik van het koelaggregaat te
bevinden,
– door voldoende in beweging zijnde lucht te zijn omge-
ven, die zich met de door het koelaggregaat uitgebla-
zen lucht heeft vermengd,
– voldoende afstand tot vaste of vloeibare stoffen te
hebben.
Opmerking:
De externe temperatuursensor is als acces-
soire bij Rittal verkrijgbaar (zie paragraaf 13
"Toebehoren").
Regelmodus "Uitblaastemperatuur"
Bevestig de temperatuursensor met behulp van een
kabelbinder op de gemarkeerde plek bij de inblaas-
opening voor gekoelde lucht van het koelaggregaat
(afb. 52).
28
Afb. 52:
Temperatuursensor voor uitblaasopening (voorbeeld-
weergave)
Opmerking:
Het sensorelement mag niet in contact ko-
men met de behuizing.
Opmerking:
Om de nauwkeurigheid van de inblaastem-
peratuur te waarborgen, moet ten minste
50 % van het totale koelvermogen als vermo-
gensverlies zijn geïnstalleerd. Het vermogen
is af te lezen in de koelaggregaat-karakteris-
tiek.
Kiezen van de regelmodus
Druk in het menu "tSE" kort op de Home-toets.
Het submenu "Con" (Control Mode) voor het selecte-
ren van de regelmodus verschijnt.
Selecteer de gewenste regelmodus met behulp van
de pijltoetsen.
– "Int": regelmodus "Binnentemperatuur" (Internal
temperature)
– "ESt": regelmodus "Externe sensor" (External sensor
temperature)
– "Out: regelmodus "Uitblaastemperatuur" (Outlet
temperature)
Druk gedurende ca. 3 seconden op de Home-toets
om naar een hoger menu te gaan.
Als de regelmodus werd gewijzigd, dan verschijnt ge-
durende ca. 1 seconde de melding "ACC" op het dis-
play. Vervolgens wordt het hogere menu "Con" weer-
gegeven.
7.4.2
Instellen van de gewenste temperatuur
Druk in het menu "tSE" kort op de Home-toets.
Het submenu "Con" (Control Mode) voor het selecte-
ren van de regelmodus verschijnt.
Selecteer met behulp van de pijltoetsen het menu
"SP" (Setpoint) en druk opnieuw kort op de Home-
toets.
Rittal Koelaggregaat