ROTATION (Rotatie)
IMAGE FLIP
(Beeld spiegelen)
NONE (Geen)
H FLIP (H-spiegelen)
V FLIP (V-spiegelen)
180° ROTATE
(Draaien)
OSD FLIP
(OSD spiegelen)
SPECTRAVIEW ENGINE
RESET (Opnieuw instellen)
AUDIO
VOLUME (Volume)
BALANCE (Balans)
BALANCE (Balans)
SURROUND (Surround)
EQUALIZER (Equalizer)
TREBLE (Hoge tonen)
BASS (Lage tonen)
AUDIO INPUT
(Audio-ingang)
MULTI PICTURE AUDIO
(Multibeeld audio).
LINE OUT (Lijnuitgang)
AUDIO DELAY
(Audiovertraging)
AUDIO DELAY
(Audiovertraging)
DELAY TIME
(Vertragingstijd)
RESET (Opnieuw instellen)
*1: Deze functie is afhankelijk van de optionele kaart die u gebruikt.
Hiermee wordt het omgekeerde beeld van rechts naar links, van onderen naar boven of gedraaid weergegeven.
Druk op + of - om de gewenste optie te selecteren.
OPMERKING: Deze functie is niet beschikbaar wanneer [MOTION] in [SCREEN SAVER] (Bewegend beeld in
Schermbeveiliging) is geactiveerd.
OPMERKING: Wanneer [ASPECT] (Beeldverhouding) de waarde [DYNAMIC] (Dynamisch) heeft, wordt de waarde
[FULL] (Volledig) ingesteld voordat [ROTATE] (Draaien) wordt uitgevoerd.
Bij selectie van [IMAGE FLIP] (Beeld spiegelen) (behalve voor [NONE] (Geen)) worden de volgende functies
uitgeschakeld: [MULTI PICTURE MODE] (Modus voor meerdere beelden), [TEXT TICKER] (Tekst-ticker), [STILL]
(Stilstaand), POINT ZOOM (Specifiek zoomen) en [TILE MATRIX] (Tegelmatrix).
Als interlace wordt toegepast op het ingangssignaal, kan het beeld vervormd zijn.
Normale modus.
Het beeld wordt van rechts naar links omgekeerd.
Het beeld wordt van boven naar beneden omgekeerd.
Het beeld wordt 180 graden gedraaid.
Bepaalt de richting van de OSD-weergave.
Als [ON] (Aan) is geselecteerd, wordt de OSD omgekeerd afhankelijk van de beeldstatus.
Selecteer [ON] (Aan) om de [SPECTRAVIEW ENGINE] (zie
Hiermee worden alle instellingen voor [PICTURE] (Beeld) teruggezet naar de fabrieksinstellingen, behalve
[SPECTRAVIEW ENGINE] en [PICTURE MODE] (Beeldmodus).
Hiermee zet u het uitgaande geluid harder of zachter.
Selecteer [STEREO] of [MONO] voor uitgaand geluid.
Als u [STEREO] selecteert, pas dan de balans van het geluidsvolume (L/R) aan.
Druk op de knop + om het stereogeluidsbeeld naar rechts te verplaatsen.
Druk op de knop - om het stereogeluidsbeeld naar links te verplaatsen.
OPMERKING: [BALANCE] (Balans) is niet beschikbaar als [MONO] staat ingesteld op [STEREO]/[MONO].
Kunstmatig surround-geluid.
OPMERKING: [LINE OUT] (Lijnuitgang) is uitgeschakeld wanneer deze functie is ingeschakeld.
Hiermee accentueert of reduceert u het hoge frequentiebereik van audiosignalen.
Druk op de knop + om [TREBLE] (Hoge tonen) te accentueren.
Druk op de knop – om [TREBLE] (Hoge tonen) te reduceren.
Hiermee accentueert of reduceert u het geluid met een lage frequentie.
Druk op de knop + om [BASS] (Lage tonen) te accentueren.
Druk op de knop – om [BASS] (Lage tonen) te reduceren.
Hiermee selecteert u de bron voor de audio-ingang: [HDMI1], [HDMI2], [HDMI3], [DisplayPort1], [DisplayPort2], [IN],
[MP], [OPTION]*
.
1
Hiermee selecteert u welke audiobron moet worden gebruikt wanneer [MULTI PICTURE] (Multibeeld) is ingeschakeld.
Wanneer een van de twee afbeeldingen is geselecteerd, wordt het geluid van die afbeelding weergegeven.
Als u [VARIABLE] (Variabel) selecteert, kunt u het lijnuitgangsniveau bepalen met de VOLUME-knop.
Hiermee activeert u een vertraging voor het audiosignaal. [DELAY TIME] (Vertragingstijd) kan worden ingesteld tussen
0 en 100 milliseconden. Stel deze in op [ON] (Aan) om deze functie te activeren.
Hiermee zet u de [AUDIO]-opties terug naar de fabrieksinstellingen, behalve [VOLUME].
pagina
Nederlands-34
28) te activeren.