Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Satel VERSA Plus Gebruikershandleiding pagina 7

Verberg thumbnails Zie ook voor VERSA Plus:
Inhoudsopgave

Advertenties

SATEL
een alarm afgaat. Indien geen zones voor deze mode geprogrammeerd zijn door de
installateur, dan is het niet mogelijk het alarmsysteem in deze mode in te schakelen.
Paniek alarm – een alarm geactiveerd door een paniekknop of via het bediendeel in geval
van een overval.
Blok (gebied) – een gedeelte van het beveiligde gebied, bestaande uit een aantal zones. De
verdeling van het systeem in blokken maakt het mogelijk om de toegang tot een bepaald
gedeelte van het object voor bepaalde gebruikers te beperken. Deze gebruikers kunnen
dan één of meerdere delen in of uitschakelen van het beveiligde gebied.
Passieve transponder – een draadloos apparaat welke geen eigen voeding heeft. Door een
elektromagnetisch veld kan deze een signaal versturen waardoor identificatie van de
gebruiker mogelijk is. Een passieve transponder is bijv. een proximity kaart, proximity tag,
etc.
Beveiligd gebied – het gebied bewaakt met detectoren in een deel van het alarmsysteem.
Proximity kaart – een passieve transponder waarmee de gebruiker het alarmsysteem kan
bedienen via het gebruik van een proximity kaartlezer (VERSA-LCDR-WH, VERSA-LCD-
WRL, INT-CR en INT-IT proximity kaart lezers).
Rapportage – rapportage van gebeurtenissen in het alarmsysteem die doorgegeven worden
naar de Particulier Alarm Centrale. De informatie van een gebeurtenis kan worden
verzonden via de telefoonlijn, Ethernet netwerk, etc. De Particuliere Alarm Centrale dient
dan actie te ondernemen bij een specifieke gebeurtenis (bijvoorbeeld alarmen, storingen,
etc.) en/of gebruikers, bewakingsdiensten, politie, etc. te waarschuwen).
Service code – een code welke toegang heeft tot de service mode en tevens sommige
functies van het gebruikersmenu.
Servicemonteur – de persoon welke de functionaliteit van het geïnstalleerde alarmsysteem
en componenten controleert en tevens mogelijke problemen moet voorkomen. Deze taken
kunnen ook door de installateur worden uitgevoerd.
Sirene / Flitser – een apparaat welke informatie geeft over alarmen en andere
gebeurtenissen in het alarmsysteem door middel van een akoestische en/of optische
signalering.
Sabotage alarm - een reactie van het alarmsysteem bij het openen van een behuizing van
een apparaat, het weghalen van het apparaat van de muur, het doorknippen van de
bekabeling, etc.. De acties welke genomen worden door het alarmsysteem zijn hetzelfde
als bij een inbraakalarm, maar indien een sabotage alarm optreed is het verstandig de
installateur te waarschuwen, zodat hij/zij het systeem kan controleren.
Gebruiker– een persoon welke het alarmsysteem kan bedienen door gebruik van een code,
proximity kaart of handzender
Waarschuwingsalarm – in sommige situaties, wanneer de alarm criteria overeenkomen
met het alarmsysteem, dan zal dit niet direct resulteren in een alarm. Deze acties worden
uitgesteld
waarbij
waarschuwingssignaal op de bediendelen, proximity kaartlezers of op sirenes/flitsers. Dus
indien de gebruiker bij het betreden van het beveiligde gebied een fout maakt (het
uitschakelen van het alarmsysteem mislukt voordat de ingangsvertraging verstreken is), of
beweegt binnen het gebied wanneer deze in de Dag of Nacht mode ingeschakeld is en
een zone geactiveerd wordt, dan zal deze extra tijd hebben om het alarmsysteem uit te
schakelen voordat er een echt alarm optreed. Vraag uw installateur naar gedetailleerde
informatie over in welke situaties het waarschuwingsalarm bij u kan optreden.
Zone – 1. een gescheiden gedeelte van het beveiligde gebied en kan in de vorm van een
detector zijn. 2. de aansluitingen op de print van het alarmsysteem/uitbreiding kunt u een
detector of ander apparaat aansluiten waarvan de status gecontroleerd dient te worden
(paniek knop, sabotagecontact sirene, voedingsuitval indicatie van de 230 VAC, etc.).
VERSA Plus
de
reactie
van
het
systeem
wordt
gelimiteerd
tot
5
een

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave