452237.66.39 · 02/2018 · Rei
Montage- en gebruiksaanwijzing
WWP SI 50 A R - WWP S 70 IDR
7 Montage
Minimaal debiet verwarmingswater
Het minimale debiet verwarmingswater van de warmtepomp dient in elke bedrijfstoe-
stand van de verwarmingsinstallatie gegarandeerd te zijn. Dit kan bijv. door installatie
van een open verdeler bereikt worden.
Indien de warmtepompmanager en de verwarmingscirculatiepompen bedrijfsklaar zijn,
werkt de vorstbeveiliging van de warmtepompmanager. Bij buitenbedrijfstelling van de
warmtepomp of bij stroomuitval moet de installatie worden geleegd. Bij warmtepomp-
systemen waarbij stroomuitval niet herkend kan worden (vakantiehuis), moet de ver-
warmingskring met een geschikte vorstbeveiliging worden gebruikt.
7.4
Aansluiting aan de kant van de warmtebron
De aansluiting dient als volgt te worden uitgevoerd:
De glycolwaterleiding op vertrek en terugloop warmtebron van de warmtepomp aan-
sluiten.
Hierbij moet het hydraulische integratieschema in acht genomen worden.
OPGELET
OPGELET
In de warmtebroningang van de warmtepomp moet de bijgevoegde vuilzeef worden
gemonteerd om de verdamper tegen verontreiniging te beschermen.
OPGELET
OPGELET
Er wordt aangeraden om de waterzijde met de optioneel verkrijgbare debietschakelaar
uit te rusten.
Het glycolwater moet vóór het vullen van de installatie worden vervaardigd. De glycol-
waterconcentratie moet minimaal 25 % zijn. Hierdoor is een vorstvrijheid tot ca. -14°C
gewaarborgd.
Er mogen uitsluitend antivriesmiddelen op mono-ethyleenglycol- of propyleenglycolba-
sis worden gebruikt.
De warmtebroninstallatie moet worden ontlucht en op dichtheid worden gecontro-
leerd.
OPGELET
OPGELET
Het glycolwater moet ten minste voor 25 % uit een vorstbeveiliging op mono-
ethyleenglycol- of propyleenglycolbasis bestaan en moet voor het vullen worden
gemengd.
Opmerking
In de warmtebronkring moet ter plaatse voor een geschikte luchtafscheider
(microluchtbellenafscheider) gezorgd worden.
17