In gewone omstandigheden, zoals die voorkomen in de aardse atmosfeer,
gebeuren de botsingen van de moleculen meestal tussen moleculen onderling.
Toch botsen sommige soms tegen het oppervlak van vaste materialen en
voorwerpen die ze omringen. De resulterende kracht van deze botsingen is wat
wij "de druk" noemen.
De druk van een gas is in zekere zin het gemiddelde effect van de
botsingskrachten, uitgeoefend door de moleculen. Op een voorwerp in het gas
vertaalt dit gemiddeld effect in een stuwkracht, of meer bepaald een druk.
18.2.2
De drukeenheden
De eenheid die gebruikt wordt om dit effect te omschrijven, is afgeleid uit twee
andere eenheden: kracht en oppervlakte. Ze wordt uitgedrukt in kracht per
eenheid oppervlakte die onderworpen is aan het effect van de moleculen.
Op het niveau van het aardoppervlak bedraagt de druk ongeveer 105 Pascal.
Voor het meten van de druk zijn al talrijke eenheden gebruikt. De betrekking
tussen sommige van deze eenheden is weergegeven in de onderstaande tabel:
Pascal
1
1 Pascal
5
10
1 bar
9,81
1 mm WK
9,81.10
1 kg/cm²
1,013.10
1 Atm
6895
1 PSI
18.2.3
De lekstroom
Definitie
Voor de controle van de lekvrijheid zijn lekdebiet en lekverhouding ongeschikte
termen. Voor gassen moet het criterium voor lekvrijheid uitgedrukt worden in
wettelijke eenheden, en dat is de lekstroom, uitgedrukt in Pascal*kubieke meter
per seconde: Pa.m
herleid tot de eenheidsdruk.
Als V het volume gas is dat per tijdseenheid door de doorsnede stroomt, en P de
druk op deze plaats, kan men schrijven:
1 Newton/m² = 1 Pascal
Bar
-5
10
1
-5
9,81.10
4
0,981
5
1,013
-3
68,95.10
3
-1
.s
. De gasstroom stelt een gasvolume voor per tijdseenheid,
Q
gasstroom
mm WK
kg/cm²
0,102
1,02.10
4
1,02.10
1,02
-4
1
10
4
10
1
4
1,033.10
1,033
703,1
70,31.10
= P.V
88
Atm.
PSI
-5
-6
9,87.10
145.10
0,987
14,5
-5
9,68.10
1,42.10
0,968
14,22
1
14,69
-3
-3
68,05.10
1
-6
-3