Naar de geschikte flitsinstelling schakelen
Toepasbare modi:
Stel de ingebouwde flitser in voor de opname.
•
Open de flits.
1
Selecteer [FLITS] in het [OPNAME]-functiemenu.
2
Druk op 3/4, selecteer een functie en druk op [MENU/SET].
•
Verlaat het menu nadat het ingesteld is.
Onderdeel
‰: Vast ingesteld
op AAN
:
Vast ingesteld op
AAN/
Rode-ogenreductie
: Langzame
sync.
:
Langzame synchr./
Reductie
rode-ogeneffect
Œ: Vast ingesteld
op UIT
De flits wordt tweemaal geactiveerd. Het interval tussen de eerste en tweede flits is
langer wanneer [
de tweede flits geactiveerd wordt.
De flits wordt altijd geactiveerd ongeacht de opnamecondities.
•
Gebruik deze functie wanneer uw object achtergrondbelichting
heeft of onder fluorescent licht staat.
Wanneer u beelden maakt tegen een achtergrond met donkere
achtergrond, maakt deze functie de sluitertijd langzamer zodra de flits
geactiveerd wordt. Het landschap met donkere achtergrond zal
helderder lijken.
•
Gebruik deze functie wanneer u opnamen maakt van personen op
een donkere achtergrond.
•
Een langzamere sluitertijd gebruiken kan wazigheid door
beweging veroorzaken. Het gebruiken van een statoef kan uw
foto's verbeteren.
De flits wordt in geen enkele opnameconditie geactiveerd.
•
Gebruik deze functie om opnamen te maken op plekken waar het
gebruik van een flits niet toegestaan is.
•
Sluit de flitser om hem uit te schakelen, als de interne flitser
gebruikt wordt.
] of [
] ingesteld is. Het onderwerp moet niet bewegen tot
Opnemen
(P62)
Beschrijving van instellingen
- 79 -