Aantekening
•
Het bereik van de scherpstelling is anders, afhankelijk van de gebruikte lens.
–
Wanneer de verwisselbare lens (H-PS14042) gebruikt wordt: 0,2 m
brandpuntlengte 20 mm) tot
–
Als de verwisselbare lens (H-FS014042) gebruikt wordt: 0,3 m tot
–
Als de verwisselbare lens (H-H014) gebruikt wordt: 0,18 m tot
∫ Onderwerp en opnameomstandigheid waarop het moeilijk is scherp te stellen
•
Snelbewegende onderwerpen, extreem helderen onderwerpen of onderwerpen zonder
contrast
•
Wanneer u onderwerpen opneemt door ramen of in de buurt van glimmende voorwerpen
•
Wanneer het donker is of wanneer er zich beeldbibber voordoet
•
Wanneer het toestel zich te dicht bij het onderwerp bevindt of wanneer u een beeld maakt van
zowel onderwerpen ver weg als onderwerpen dichtbij
Een foto maken
•
Zet de drive-modus op [
Selecteren van de opnamemodus.
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
A Lensopening
B Sluitertijd
•
De diafragmawaarde en de sluitersnelheid worden
weergegeven. (het zal rood knipperen als de correcte
belichting niet bereikt wordt, tenzij de flitser ingesteld
is.)
•
Als het beeld correct scherp gesteld is, zal de foto
gemaakt worden, omdat [FOCUSPRIORITEIT]
(P152)
aanvankelijk op [ON] gezet is.
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
Basiskennis
(brandpuntlengte 21 mm tot Tele) tot
¶, 0,3 m
] door op 4 (
) te drukken.
- 35 -
(Wide tot
¶
¶
¶
AB