Rendamax
tasten. In dit geval is weer dosering van chemicaliën noodzakelijk. In normale gevallen wordt de
warmtewisselaar van de "Rendamax"-ketel in CV-installaties niet aangetast.
3.1.1
Bij inbedrijfstellen van systemen met grote waterinhoud en meerdere ketels
Bij grotere installaties zal tijdens de bouw vaak één ketel moeten werken. Regelmatig zullen
nieuwe groepen worden bijgeschakeld hetgeen gepaard gaat met toevoeging van vers water. Ook
is het normaal dat door lekkages groepen worden afgeschakeld, gerepareerd en opnieuw worden
gevuld. Daar één ketel vaak op volle belasting zal werken is de kans op ketelsteenvorming in een
dergelijke installatie groot. Het is dan noodzakelijk in een dergelijk geval het suppletiewater te
ontharden. Is in een dergelijk geval het water niet onthard dan is het verstandig vóór de defi ni-
tieve inbedrijfstelling (oplevering) het inwendige van de warmtewisselaar te controleren en indien
nodig te zuren. Zie par. 3.3.
3.2
Heetwaterinstallatie (max. temp. 135°C)
Bij hogere watertemperaturen is de kans op ketelsteenvorming groter dan bij lagere temperatu-
ren. Voor aanvoertemperaturen tussen 110°C en 135°C, dus bij toepassing van het model CV 140,
is het noodzakelijk het water te ontharden, ook al is er geen sprake van regelmatige suppletie van
vers water. Ook de pompleveranciers eisen deze condities voor hun heetwaterpompen. Om cor-
rosie van ijzeren delen tegen te gaan is het noodzakelijk de pH te verhogen tot ca. 8.
3.3
Controle van de warmtewisselaar
Voor inspectie van de binnenkant dient het omkeerwaterverdeelstuk te worden gedemonteerd
(fi g. 15).
Bij de montage dienen alle dichtingen vervangen te worden.
Fig. 6
Omkeerwaterverdeelstuk
Doc1010/18nl
9