Functie
Gevoeligheidsniveau
microfoon
[AUTO]:
AGC wordt ingeschakeld en
het gevoeligheidsniveau van
de microfoon voor opnemen
wordt automatisch ingesteld.
[Instel.r
]/[Instel.]:
Het gewenste
gevoeligheidsniveau van de
microfoon voor opnemen kan
worden ingesteld.
AGC: Auto Gain Control
Tijdens het opnemen kan het gevoeligheidsniveau van de
ingebouwde microfoons worden ingesteld.
≥ Verander de functie naar
≥ De intelligente automatische functie is uitgeschakeld. (l 40)
1
Selecteer het menu. (l 27)
[OPNAME INST.] # [Mic. Niveau] # [Instel.r
≥ Stel in op [AUTO] om het gevoeligheidsniveau van de microfoon
automatisch in te stellen.
2
Raak
/
aan om het gevoeligheidsniveau
van de microfoon in te stellen.
A Midden
B Linksvoor
C Linksachter
D Rechtsvoor
E Rechtsachter
F Microfoongevoeligheidsniveau
≥ Raak
aan om AGC in of uit te schakelen. Als AGC is
ingeschakeld, wordt rond het pictogram een gele kleur afgebeeld
en wordt de mate van geluidsvervorming verminderd. Als AGC is
uitgeschakeld, wordt het geluid op natuurlijke wijze opgenomen.
≥ Een gain-waarde verschijnt voor elk van de 5 richtingen. (Het
gevoeligheidsniveau van iedere microfoon kan niet afzonderlijk
worden ingesteld.)
≥ Stel het gevoeligheidsniveau van de microfoon zodanig in dat de
laatste 2 balken van de gain-waarde niet rood zijn. (Anders wordt
het geluid vervormd.) Selecteer een lagere instelling voor het
gevoeligheidsniveau van de microfoon.
3
Raak [ENTER] aan om het
microfooningangsniveau in te stellen, en raak
daarna [STOPPEN] aan.
G Microfoongevoeligheidsmeter
Effect/instelmethode
.
]/[Instel.]
63
VQT2B23