7.7 Stuks tellen
Voordat tellen van elementen met de weegschaal mogelijk is, dient men het
gemiddelde
gewicht
referentiewaarde te bepalen. Daarvoor dient men bepaald aantal getelde elementen
op te leggen. De weegschaal bepaalt het totale gewicht en dat wordt vervolgend
gedeeld door het aantal elementen, het zogenoemde referentieaantal. Vervolgens
wordt, op grond van berekend gemiddeld gewicht, tellen uitgevoerd.
Daarbij geldt als regel:
Hoe groter het referentieaantal hoe preciezer het tellen.
Referentiewaarde instellen
De toets
drukken, het actueel ingestelde aantal referentiestuks (bv. 10) en
de aanduiding Pcs verschijnen.
Met de toets
keuzemogelijkheid: SP 10, SP 20, SP 50, SP 100, SP 200.
Een dergelijk aantal stuks opleggen (bv. 100), dat gelijk is aan het ingestelde
aantal referentiestuks en met de toets
het referentiegewicht (gemiddeld gewicht van elk element). Het actuele aantal
stuks verschijnt (bv. 100 stuk).
Het referentiegewicht afnemen. De weegschaal staat vanaf nu in de optelmodus
en telt alle elementen samen die zich op het weegplateau bevinden.
Omschakelen tussen de aanduiding van het aantal stuks en de
gewichtsaanduiding
Het gewogen materiaal opleggen en het aantal aflezen.
De toets
drukken, het gewicht verschijnt.
24
van
een
stuk
het gewenste aantal referentiestuks instellen (bv. 100),
(eenheidsgewicht),
bevestigen. De weegschaal berekent
de
zogenoemde
EWJ-BA-nl-1615