DE BEDIENING VAN UW NAAIMACHINE
1
5
6
FUNCTIEPANEEL,
1. STOP
STOP wordt gebruikt om een steek te beëindigen of om
slechts één onderdeel van de steek te naaien. Uw naaimachine
hecht de draad af en stopt automatisch wanneer één
steekonderdeel of stekenprogramma is voltooid. STOP wordt
geannuleerd nadat u de functie hebt gebruikt. Druk opnieuw
op de toets als u de functie weer wilt inschakelen.
Als de functie is geactiveerd, staat er een STOP-pictogram op
het Grafische display.
STOP wordt ook gebruikt om dezelfde grootte stopsteken en
trenzen te maken.
Tip: Als u de STOP-functie meerdere malen achter elkaar wilt herhalen
voor een steekeenheid, kunt u de steek in een programma opslaan met een
STOP aan het einde (zie Programmeren, pagina 28).
2. FIXEREN
Met de FIX-functie kunt u de steek aan het begin en/of aan
het eind afwerken. Druk opnieuw op FIX om de functie uit te
schakelen.
Als de functie is geactiveerd, staat er een FIX-pictogram op
het Grafische display.
De FIX-functie wordt automatisch ingeschakeld wanneer er
een steek wordt geselecteerd of wanneer STOP is gebruikt.
U kunt de automatische FIX-functie uitschakelen in het menu
SET (zie pagina 31).
De FIX-functie kan worden geprogrammeerd (zie pagina 28).
3. Naaldstop boven/onder
Druk op Naaldstop boven/onder om de naald omlaag of
omhoog te brengen. De instelling van de naaldstoppositie
wordt tegelijkertijd veranderd.
Een pijl die omhoog of omlaag wijst, naast de naald op het
Grafische display, geeft aan of Naaldstop boven of Naaldstop
onder is geselecteerd.
2
3
4
Natuurlijk kunt u ook het voetpedaal gebruiken om de naald
omhoog of omlaag te brengen.
4. SNELHEID
Alle steken van uw naaimachine hebben een vooraf ingestelde,
aanbevolen naaisnelheid. Druk op SPEED + of op SPEED
– om de naaisnelheid te verhogen of te verlagen. Er zijn vijf
snelheidsniveaus. Het snelheidsniveau staat aangegeven op
het display. U kunt geen hogere snelheid selecteren dan de
standaard maximumsnelheid voor de geselecteerde steek.
5. START/STOP
Druk op START/STOP om de machine zonder het
voetpedaal te starten en te stoppen. Druk eenmaal om te
beginnen met naaien en druk opnieuw om te stoppen met
naaien.
6. Omkeren
Druk op Achteruitnaaien tijdens het naaien; de machine
naait achteruit totdat u de toets weer loslaat. Daarna naait
uw naaimachine vooruit. Druk eenmaal op Achteruitnaaien
voordat u begint te naaien als u permanent achteruit wilt
naaien. Uw naaimachine naait achteruit totdat u opnieuw op
Achteruitnaaien drukt.
Als de functie is geactiveerd, staat er een pictogram voor
Achteruitnaaien op het Grafische display.
Achteruitnaaien wordt ook gebruikt bij het naaien van
knoopsgaten, trenzen en stopsteken om tussen delen van de
steken heen en weer te gaan.
Uw machine bedienen– 23