3 | Aanwijzingen voor de uitvoering
3.7 Drukhandhavingssystemen
Compressorgestuurde drukhandhaving
Pompgestuurde drukhandhaving
3.8 Buffertank
16
Drukhandhavingssystemen in warmwaterverwarmingsinstallaties houden de vereiste druk
binnen ingestelde grenzen en compenseren de volumeveranderingen die ontstaan door
toedoen van temperatuurveranderingen van het verwarmingswater. Er worden
hoofdzakelijk twee systemen gebruikt:
Bij compressorgestuurde drukhandhavingsstations vinden de volumecompensatie en de
drukhandhaving plaats via een veranderlijke luchtbuffer in het expansievat. Als de druk te
laag is, pompt de compressor lucht in het vat. Is de druk te hoog, dan wordt er lucht
afgelaten via een magneetklep. De installaties worden uitsluitend gerealiseerd met
gesloten membraanexpansievaten en verhinderen zodoende een schadelijke toevoeging
van zuurstof in het verwarmingswater.
Een pompgestuurd drukhandhavingsstation bestaat in principe uit een
drukhandhavingspomp, een omloopklep en een drukloze opvangtank. Bij overdruk laat
de klep verwarmingswater in de opvangtank stromen. Als de druk onder een ingestelde
waarde daalt, dan zuigt de pomp het water uit de opvangtank en stuwt het terug in het
verwarmingssysteem. Pompgestuurde drukhandhavingssystemen met open
expansievaten (bv. zonder membraan) brengen zuurstof uit de lucht over in het
wateroppervlak, waardoor er corrosiegevaar ontstaat voor de aangesloten
systeemcomponenten. Deze systemen bieden geen zuurstofverwijdering in de zin van
corrosiebescherming conform VDI 2035 en mogen om corrosietechnische redenen
niet worden gebruikt.
De regionale voorschriften voor het gebruik van een buffertank moeten in acht worden
genomen!
Bepaalde richtlijnen schrijven voor dat er een buffertank moet worden ingebouwd.
Actuele informatie omtrent de afzonderlijke richtlijnen is te vinden op de site
www.froeling.com.
Als de door de Stukhoutketel geproduceerde warmte kan worden afgevoerd naar een
buffertank, dan levert dat grote voordelen op, bv.
▪ een beter rendement van de brandstof
▪ grotere gebruiksvriendelijkheid door de tussenpozen voor het bijvullen
▪ zeer grote onafhankelijkheid van de werkelijk benodigde warmte
▪ geringere vervuiling van ketel en afvoersysteem van rookgassen
Aangezien het laagste continue thermische vermogen van de ketel boven 30% van het
nominale thermische vermogen ligt, wijzen wij er als fabrikant van verwarmingsketels
conform de norm EN 303-5:2012, hoofdstuk 4.4.6, op dat de Stukhoutketel S4 Turbo
altijd moet worden aangesloten op een buffertank met een voldoende groot
opslagvolume.
In sommige landen bestaan er aanbevelingen voor het opslagvolume, deze worden
hieronder beschreven. De aangegeven waarden gelden wanneer het nominale
thermische vermogen van de ketel overeenstemt met het benodigde thermische
vermogen van het gebouw, en wanneer in bedrijf met gedeeltelijke belasting maximaal
50% van het nominale thermische vermogen aan het verwarmde gebouw kan worden
afgegeven.
M0971821_nl | Montagehandleiding Stukhoutketel S4 Turbo (F)