9.
Verificatie van de temperatuursensoren
De temperatuursensoren kunnen worden getest door hun weerstand volgens de gemeten temperatuur te
controleren. Tijdens de test moet de sensor ontkoppeld worden van de regelaar.
Bij een groot verschil tussen de weerstandswaarde en de hieronder opgegeven waarden moet de defecte
sensor vervangen worden.
CT-10 (NTC 10 kΩ)
TEMPERATUUR °C
0
10
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
CT6, CT6-W, CT6-P (Pt1000)
TEMPERATUUR °C
0
25
50
100
NOMINAAL
Ω
33 620
20 174
12 535
10 000
8 037
5 301
3 588
2 486
1 759
1 270
933
697
MINIMUM
NOMINAAL
Ω
Ω
999,7
1000,0
1096,9
1097,3
1193,4
1194,0
1384,2
1385,0
MAXIMUM
Ω
1000,3
1097,7
1194,6
1385,8
51