Bedieningshandleiding
Inspecties
Rijden en remmen testen
26 Druk de voetschakelaar in.
27 Zet de rij-joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de blauwe pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet de joystick vervolgens weer in de middelste
stand.
Resultaat: De machine moet zich verplaatsen
in de richting waarin de blauwe pijl op het
rijchassis wijst en vervolgens abrupt stoppen.
28 Zet de joystick langzaam in de richting die
wordt aangegeven door de gele pijl op het
bedieningspaneel tot de machine gaat rijden en
zet de joystick vervolgens weer in de middelste
stand.
Resultaat: De machine moet zich verplaatsen
in de richting waarin de gele pijl op het
rijchassis wijst en vervolgens abrupt stoppen.
Opmerking: De remmen moeten in staat zijn de
machine tegen te houden op elke helling die door
de machine kan worden genomen.
28
Rij-inschakelsysteem testen
29 Druk de voetschakelaar
in en laat de arm neer in
de transportstand.
30 Roteer de draaitafel
totdat de primaire arm
voorbij een van de
achterwielen wordt bewogen.
Resultaat: Het indicatielampje "rijden
ingeschakeld" dient te gaan branden en te
blijven branden zolang de arm zich in het
aangegeven bereik bevindt.
31 Verplaats de rij-joystick uit het midden.
Resultaat: De rijfunctie mag niet in werking
treden.
32 Verplaats de rij-tuimelschakelaar naar een
van beide zijden en verplaats de rij-joystick
langzaam uit het midden.
Resultaat: De rijfunctie moet in werking treden.
Opmerking: Als het rij-inschakelsysteem in gebruik
is, kan de machine gaan rijden in een richting
die tegengesteld is aan de richting waarin de
rij-joystick wordt bewogen.
Gebruik de kleurgecodeerde
richtingpijlen op de
platformbediening en het
rijchassis om de rijrichting te
bepalen.
Z-33/18
www.duma-rent.com
Eerste uitgave • Eerste druk
Blauw
Geel
Ond. nr. 1257143DU