6.4 Koudemiddel bijvullen
De apparaten beschikken over een basisvulling
met koudemiddel. Daarnaast moet bij koudemid-
delleidingen van meer dan 5 meter enkele lengte
per koudekringloop een extra vulhoeveelheid vol-
gens de hiernaast opgenomen tabel worden bijge-
vuld:
Tot en met 5
m
RVD 355 DC
RVD 525 DC
0 g/m
RVD 685 DC
RVD 1055 DC
VOORZICHTIG!
Draag bij de omgang met koudemiddelen altijd
de betreffende beschermende kleding.
GEVAAR!
Let er op dat het gebruikte koudemiddel altijd in
vloeibare vorm wordt bijgevuld!
AANWIJZING!
De vulhoeveelheid van het koudemiddel moet
gecontroleerd worden op basis van de overver-
hitting.
AANWIJZING!
Lekkage van koudemiddel draagt bij aan de kli-
maatverandering. Koudemiddelen met een
geringer broeikaseffect dragen bij een lekkage
minder bij aan de opwarming van de aarde dan
degene met een hoger broeikaseffect.
Dit apparaat bevat koudemiddel met een broei-
kaseffect van 675. Hierdoor heeft een lekkage
van 1 kg van dit koudemiddel een 675 keer gro-
tere invloed op de opwarming van de aarde dan
1 kg CO
, over een periode van 100 jaar. Geen
2
werkzaamheden aan het koudecircuit uitvoeren
of het apparaat demonteren in onderdelen -
altijd de hulp inroepen van vakpersoneel.
7
Condensaansluiting
Door de dauwpuntonderschrijding bij het register
ontstaat condens tijdens koelbedrijf. Onder het
koelblok bevindt zich een opvangbak met seriema-
tige condenspomp en vlotterschakelaar. Als de
vlotterschakelaar op basis van een gebrekkige
Vanaf 5m tot
afvoer van de condens een veiligheidsuitschake-
max. lengte
ling veroorzaakt, schakelt de pomp direct in en
loopt deze nog ca. drie minuten na.
15 g/m
n
30 g/m
n
n
n
n
Gewaarborgde afvoer bij lekkages
Regionale voorschriften of wetten betreffende het
milieu, bijv. wetgeving betreffende de waterhuis-
houding (WHG), kunnen bepalingen bevatten dat
ongecontroleerde afvoer bij lekken voorkomen
dient te worden, zodat uittredende koelmachineolie
of potentieel gevaarlijke koelmiddelen veilig afge-
voerd kunnen worden.
De maximale afvoercapaciteit van de conden-
spomp bedraagt 500/750 mmWS. Door andere
invloeden, zoals bijv. tegendruk aan luchtzijde,
vervuiling of slijtage, kan er een capaciteitsver-
mindering ontstaan. Om een veilige functie te
garanderen, raden wij aan om de maximale
afvoerhoogte van 450/700 mm niet te over-
schrijden!
Condensaataansluiting
en gewaarborgde afvoer
De in het gebouw gemonteerde condensleiding
moet gelegd worden met een verval van mini-
maal 2 %. Monteer eventueel dampdiffusie-
dichte isolatie.
Bevindt het niveau van de condensleiding op
het apparaat zich boven de apparaatuitlaat,
moet de leiding direct verticaal naar boven en
daarna met verval naar de afvoer te worden.
Breng de condensleiding van het apparaat vrij
in de afloopleiding. Wordt condens afgevoerd
naar een afvoerleiding, plaats dan een sifon als
geurafsluiter.
Bij bedrijf van het apparaat bij een buitentem-
peratuur van minder dan 4 °C, moet worden
gezorgd voor een vorstvrije plaatsing van de
condensleiding. Monteer eventueel een lintver-
warming langs de leiding.
Na het leggen controleren op een vrije afvoer
van het condens en zorgen voor een perma-
nente lekdichtheid.
AANWIJZING!
31