15
Bedrading PROFIBUS-besturing
De pomp wordt met het PROFIBUS-netwerk verbonden door middel van een M12-connector aan
een losse aansluitingskabel op de voorkant van de pomp.
Figure 18 - PROFIBUS connector locatie
De gebruiker moet ervoor zorgen dat de pomp veilig en betrouwbaar kan werken met de
PROFIBUS-besturing.
Opmerking: De transmissiesnelheid is maximaal 1,5 Mbit/s.
15.1
Installatie PROFIBUS
Alle apparaten in het bussysteem moeten volgens een lijnstructuur opgesteld worden. De pomp
moet op de PROFIBUS- lijn worden aangesloten met een T- adapter die voldoet aan IP66. Er
kunnen maximaal 32 stations aangesloten worden (waaronder master, slaves en repeaters). De
kabel moet aan beide kanten van een afsluitweerstand worden voorzien.
De M12 stekker die voor de PROFIBUS- installatie werd meegeleverd, voldoet aan IP66. Om
ervoor te zorgen dat het hele systeem voldoet aan de IP66 norm, moeten de kabel, T-adapters
en afsluitweerstanden voor de PROFIBUS worden uitgerust met industriële M12-connectoren die
voldoen aan IP66.
Opmerking: Om laagfrequente aardlussen te voorkomen, moet er een afscherming gebruikt
worden die aan één kant geaard is. Om hoogfrequente magnetische velden te voorkomen, moet
er niet alleen een aan beide kanten geaarde afscherming worden gebruikt, maar dienen er ook
getwiste geleiders te worden toegepast. Dit heeft geen invloed op hoogfrequente elektrische
velden.
De toegestane totale lengte van de buskabels hangt af van de vereiste bitsnelheid. Indien een
langere kabel of hogere bitsnelheid is vereist, moeten er repeaters gebruikt worden. In
onderstaande tabel vindt u de maximale bitsnelheden.
Bitsnelheid (Kbit/s)
1500
500
187,5
93,75
m-qdos-allmodels-nl-08
Table 18 - Max. lengte buskabeltype A (m)
Max. lengte buskabeltype A (m)
200
400
1000
1200
53