Table 14 - O[ afstand bedienbare stop ingang (J1A), 110 V logisch
Breng een signaal van 85 VAC tot 130 VAC aan op
de aansluitingen AC1 en AC2 om de pomp te
stoppen. De polariteit is onbelangrijk.
In de standaard instelling zal de pomp niet draaien
terwijl dit signaal wordt toegepast. In handmatige
en analoge modus start de pomp als het signaal is
opgeheven. De ingang kan worden geconfigureerd
om andersom te werken in het menu met de
besturingsinstellingen.
Opmerking: Deze invoer is logisch OF met de
contactdosisingang.
Contact
Als de contactmodus is ingeschakeld, begint de
pomp een contactdosis wanneer een AC ingang
wordt toegepast over de klemmen heen.
Table 15 - Snelheid: analoge ingang (J4)
Het analoge processignaal moet worden
aangesloten op de I/P-klem van de analoge
connector (J4). Aarding vindt plaats op de GND-
connector van dezelfde klem. In de analoge modus
is de snelheid die op de pomp is ingesteld in
verhouding of omgekeerd in verhouding met de
analoge ingang.
4-20 mA circuitimpedantie: 250O.
Max spanning 40 mA
Zie ook "Analoge 4-20 mA modus (alleen Universal and Universal+)" op pagina83 en "De pomp
voor 4-20 mA besturing kalibreren (alleen Universal+)" op pagina88.
Table 16 - Snelheid: analoge uitgang (J3) (alleen Universal+)
Een analoog stroomsignaal in het bereik 4-20 mA is
beschikbaar tussen de O/P (uitgang)-klem en de
GND-klem. De spanning is vast en staat
rechtstreeks in verhouding tot de snelheid van de
pomp. 20 mA = maximale snelheid; 4 mA = nul
snelheid.
Er is ook een optie om de schaal van de 4-20 mA
invoer aan te passen, als deze opnieuw door de
gebruiker is geconfigureerd. D eze optie is
beschikbaar in het menu Besturingsinstellingen.
m-qdos-allmodels-nl-08
110 VAC-Bedrijfsstop
2. AC1
1. AC2
Analoog
2. GND
1. I/P
4-20 mA
2. GND
1. O/P
2
1
3
2
1
2
1
51