3. Draai de tule met een geschikte 21 mm sleutel
tot 2,5 Nm aan, om voor een goede afdichting te
zorgen. A ls een andere tule wordt gebruikt,
moet deze waterdicht zijn conform IP66.
3. Maak het tulekapje los (verwijder het niet) en
leid de kabel door de tule. Blijf de kabel door de
tule duwen ook als hij er in zijn geheel
doorgevoerd is.
4. Trek voldoende kabel door de tule zodat de
vereiste connectoren worden bereikt en de
kabel enigszins slap hangt.
5. Strip, indien nodig, de buitenste kabelmantel en
verwijder 5 mm isolatie van de geleiders. E r is
geen tin of flensbusje nodig.
Opmerking: Bij gebruik van een zeer stijve
kabel of een kabel met een grote diameter
kan het praktisch zijn om de buitenste
kabelmantel te strippen, voordat u de
kabelgeleiders door de tule leidt. Om echter
een waterdichte afdichting te bereiken, moet de
mantel van de kabel in de tule onbeschadigd
zijn als hij aangedraaid wordt.
6. Vorm de kabelsafscherming(en) door een geschikte lengte te draaien. De gedraaide
lengte(s) dient/dienen idealiter ommanteld te zijn om kortsluiting te voorkomen.
7. Maak het uiteinde van de kabelafscherming vast aan de Faston aansluiters op de
meegeleverde kabelschoen.
8. Druk de gestripte geleider in de aansluitklem en houdt daarbij de veerknop
ingedrukt. Laat de knop los om de draad in de aansluiting vast te klemmen.
m-qdos-allmodels-nl-08
Vermijd losse draden die zich niet in een aansluitklem
bevinden. Deze kunnen kortsluiting of elektrische
schokken veroorzaken. Bootlace flensbussen mogen
worden gebruikt tot de maximaal toegestane
kabeldiameter.
46