3.2
Montage en plaatsing
De Sunmaster kan worden geplaatst in de meterkast of in de buurt van de PV-
panelen. Neem bij de installatie de volgende voorwaarden in acht:
• De Sunmaster is ontworpen voor installatie binnenshuis volgens veiligheidsklasse
IP23.
• Omgevingstemperatuur: -20 ... 50°C; (boven 40°C treedt vermogensbegrenzing
op)
• Luchtvochtigheid: 0-90% niet condenserend
• Installeer de Sunmaster niet in zeer stoffige ruimtes
• Bij installatie in de woning moet rekening worden gehouden met een geringe
geluidsproductie tijdens de werking van het apparaat. (zie ook paragraaf 4.4)
• De Sunmaster dient verticaal te worden gemonteerd op een stevige wand.
• Het apparaat dient zodanig gemonteerd te worden dat de luchtstroom uit de
koelopeningen niet belemmerd wordt.
• Rondom de Sunmaster moet een vrije ruimte van minimaal 10 cm. worden
aangehouden.
• Wanneer meerdere Sunmaster omvormers naast elkaar worden gemonteerd dient
een tussenruimte van 30 cm. te worden aangehouden.
• Wanneer de Sunmaster wordt ingebouwd in een kleine gesloten ruimte kan het
nodig zijn de warme lucht uit deze ruimte af te voeren d.m.v. geforceerde
ventilatie.
• Kies de doorsnede van de AC bekabeling zodanig dat de weerstand per geleider
tot de verdeelkast maximaal 0,25 Ohm bedraagt. Richtlijn: tot 25 meter afstand
kiest u kabeldoorsnede 3 x 2,5 mm², daarboven kiest u een grotere doorsnede.
De AC/DC- en aardbekabeling wordt aan de onderzijde van het apparaat aangesloten.
Indien nodig kunt u deze bekabeling door de ruimte tussen wand en achterzijde van
het apparaat naar boven voeren.
Bepaal de montagepunten aan de hand van fig. 7 – inbouwmaten Sunmaster op
pagina 47. Gebruik voor de montage op de wand pluggen en schroefmateriaal die
geschikt zijn voor de ondergrond die gebruikt wordt. Draai de schroeven enige slagen
in de wand. Plaats het apparaat over de schroeven heen. Draai de schroeven
vervolgens verder vast.
32
Sunmaster QS1200 - QS2000 / v 1.0 / NL