Inhoudsopgave
Advertenties
Lucht/water-warmtepomp 9 - 12 k me koelen en warm sanitairwater
7
Inbedrijfstelling
7.1 Algemeen
Voor een inbedrijfstelling volgens de voorschriften dient deze
door een door de fabriek bevoegde service uitgevoerd te wor-
den.
De inbedrijfstelling dient in de verwarmingsmodus te worden
uitgevoerd.
HINWEIS
AANWIJZING
Bij werkzaamheden aan het apparaat moeten persoonlijke be-
schermingsmiddelen (veiligheidsbril, veiligheidsschoenen, in-
dien nodig handschoenen) worden gebruikt. Zorg ervoor dat
onderdelen met kunststofdelen worden beschermd tegen
klappen van bijvoorbeeld gereedschap om beschadigingen
aan deze onderdelen uit te sluiten.
7.2 Voorbereiding
Voorafgaand aan de inbedrijfstelling moeten de volgende pun-
ten worden gecontroleerd:
Alle aansluitingen van de binneneenheid moeten zijn ge-
monteerd.
Alle aansluitingen van de buiteneenheid moeten zijn ge-
monteerd.
De sanitairwaterboiler moet volledig zijn gevuld en de
warmwatertoevoer moet zijn geopend.
In de verwarmingskring moeten alle afsluiters die de cor-
recte stroming van het verwarmingswater zouden kunnen
belemmeren, zijn geopend.
De luchtaanzuig-/uitblaasweg moeten vrij worden gehou-
den.
De instellingen van de Master-Unit moeten volgens de bij-
behorende gebruiksaanwijzing zijn afgestemd op de ver-
warmingsinstallatie.
Het verwarmingswatercircuit en het buffervat moeten vol-
ledig zijn gevuld en ontlucht.
De condenswaterafvoer moet zijn gewaarborgd.
De afvoer van het verwarmingswateroverdrukventiel moet
zijn gewaarborgd.
De installatie moet volledig met koudemiddel zijn gevuld
en de afsluitinrichtingen moeten zijn geopend.
www.glendimplex.de
7.3 Werkwijze
De inbedrijfstelling van de warmtepomp vindt plaats via de
Master-Unit of via een gekoppeld Smart Device. Voor de bedie-
ning, instellingen en inrichting zie handleiding "Bediening".
Bij verwarmingswatertemperaturen van minder dan 7 °C is in-
bedrijfstelling niet mogelijk. Het water in het buffervat moet
met de 2e warmtegenerator worden verwarmd tot minstens
20 °C.
Vervolgens moet het volgende verloop worden gerespecteerd
om de inbedrijfstelling storingsvrij te realiseren:
1)
Alle verbruikerkringen moeten worden gesloten.
2)
Het waterdebiet van de warmtepomp moet worden gega-
randeerd.
3)
Wacht tot een retourtemperatuur van minstens 25 °C is
bereikt.
4)
Vervolgens worden de afsluiters van de verwarmingskrin-
gen achtereenvolgens weer langzaam geopend en wel zo
dat het verwarmingswaterdebiet door langzaam openen
van de betreffende verwarmingskring constant wordt ver-
hoogd. De verwarmingswatertemperatuur in het buffervat
mag daarbij niet onder de 20 °C dalen om ontdooien van
de warmtepomp te allen tijde mogelijk te maken.
5)
Wanneer alle verwarmingskringen volledig zijn geopend en
een retourtemperatuur van minstens 20 °C wordt aange-
houden, is de inbedrijfstelling voltooid.
LET OP!
Een werking van de warmtepomp met lagere systeemtempe-
ratuur kan tot totale uitval van de warmtepomp leiden.
DOK41 HCIAO CxDNL · FD 9912
Nederlands
21
Advertenties
Inhoudsopgave
