Inhoudsopgave
Advertenties
Nederlands
5.2 Binneneenheid en
sanitairwaterboiler
De binneneenheid en de sanitairwaterboiler moeten in een
vorstvrije en droge ruimte op een egaal, glad en horizontaal op-
pervlak worden geplaatst. Daarbij moet het frame van de bin-
neneenheid rondom dicht bij de grond liggen om een vol-
doende geluidsisolatie te garanderen. De sanitairwaterboiler
kan via verstelbare voetstukken exact ten opzichte van de bin-
neneenheid worden uitgelijnd. De ondergrond moet het ge-
wicht van de warmtepomp en de sanitairwaterhoeveelheid
kunnen dragen.
Beide delen moeten zo worden opgesteld, dat service aan het
apparaat probleemloos kan worden uitgevoerd. Dit is gewaar-
borgd als er vóór en aan de rechterkant van de warmtepomp
een afstand van ca. 1 m wordt aangehouden.
0 / 0,6 m*
* 0 m bij MDHW 232
0,6 m bij MDHW 335
Bij de boven weergegeven hoekopstelling kan de sanitairwater-
boiler pas worden geïnstalleerd nadat de hydraulische, elektri-
sche en koudetechnische leidingen zijn aangesloten op de bin-
neneenheid.
De flexibele leidingen voor aanvoer en retour van de sanitairwa-
terboiler moeten eerst aan de binneneenheid worden beves-
tigd en na positionering van de boiler van boven op de boiler
worden aangesloten.
De op de binneneenheid voorgeïnstalleerde sanitairwatervoeler
moet aan de achterzijde van de boiler in de daarvoor bedoelde
dompelhuls worden gestoken. Bij de sanitairwaterboiler
(MDHW 335) met elektrische hulpverwarming bevinden zich
aan de achterzijde van de boiler twee dompelhulzen op ver-
schillende hoogte voor de montage van de sanitairwatervoeler.
Pos. 5 onderste positie (zie afbeelding Kap. 3.2.2 auf S. 7) voor
hoge stortvermogens.
Pos. 7 bovenste positie (zie afbeelding Kap. 3.2.2 auf S. 7) voor
werking met optimaal energieverbruik.
Daarna kan de koud- en warmwateraansluiting worden uitge-
voerd. Daarvoor worden verbindingen geadviseerd die bij ser-
vice gemakkelijk kunnen worden geopend.
In de plaatsingsruimte mogen niet afhankelijk van het seizoen
vorst of hogere temperaturen dan 35 ºC optreden.
12
Lucht/water-warmtepomp 9 - 12 k me koelen en warm sanitairwater
1,0 m
1,0 m
DOK41 HCIAO CxDNL · FD 9912
Het minimumvolume van de ruimte waarin de warmtepomp is
opgesteld, mag afhankelijk van de koudemiddelhoeveelheid in
het apparaat niet lager zijn dan de volgende waarde:
Vermo-
Koudemiddel-
gensniveau
hoeveelheid
9 kW
4,20 kg R410A
12 kW
4,78 kg R410A
Bij een verhoging van de koudemiddelhoeveelheid moet het
ruimtevolume worden berekend volgens onderstaande for-
mule:
[minimaal toegestaan ruimtevolume m³] =
[koudemiddelhoeveelheid in kg] / [toegestane concentratie
0,39 kg/m³]
5.3 Geluidsemissies
Dankzij de doeltreffende geluidsisolatie werkt de warmtepomp
zeer stil. Geluidsoverdracht naar de fundering of naar het ver-
warmingssysteem wordt door interne ontkoppelingsmaatrege-
len in hoge mate voorkomen.
Toegestane
Minimaal toege-
concentratie in
staan ruimtevo-
de plaatsings-
lume bij
ruimte conform
opstelling bin-
DIN EN 378
nen
(Tab. C.3)
0,39 kg/m³
10,8 m³
0,39 kg/m³
12,3 m³
www.glendimplex.de
Advertenties
Inhoudsopgave
