Rittal Wire Terminal
Alle reinigingswerkzaamheden moeten in principe met een droge of op zijn
hoogst met een vochtige doek worden uitgevoerd.
Gebruik geen algemeen verkrijgbare schurende reinigingsmiddelen, doeken,
sponzen of agressieve reinigingsmiddelen.
Alvorens goed zichtbare oppervlakken te reinigen is het met betrekking tot
de verdraagzaamheid van het reinigingsmiddel aanbevolen om het middel
eerst op een niet-zichtbare plek in de machine te testen.
Gebruik geen perslucht, omdat vuildeeltjes daardoor diep in afdichtingen, la-
gers of andere ontoegankelijke plekken kunnen worden geblazen. Hierdoor
kan schade aan de machine ontstaan.
Neem voor meer informatie over het reinigen van de machine contact op met
de fabrikant of de vertegenwoordigende handelspartner.
Reinigingswerkzaamheden in de schakelkast of aan de elektrische uit-
rusting van de machine
Zet de hoofdschakelaar in de "OFF"-stand (UIT-stand) om de voeding uit te
schakelen.
Beveilig de hoofdschakelaar met een hangslot tegen opnieuw inschakelen.
Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen, water, alcohol, oplosmiddelen
of verdunners.
7.3.2
Controleren van de veiligheidssystemen
Tot de te controleren veiligheidssystemen behoren naast noodknoppen en vei-
ligheidsschakelaars ook:
– Reset-knop
– Druksensor op onderhoudseenheid
– Inschakelventiel op onderhoudseenheid
Bij het controleren van de veiligheidssystemen moeten de volgende maatrege-
len worden getroffen:
Controleer of alle contacten correct schakelen en verbreek de verbinding
weer veilig. Controleer bijvoorbeeld of bij een bediende noodknop het betref-
fende contact aan de belastings- en stuurspanningszijde opent en na ont-
grendeling correct sluit.
Aantrekken en afvallen van de magneetventielen. Controleer of de ventielen
niet in een bepaalde stand blijven staan.
7.4
Inbedrijfstelling na onderhoudswerkzaamheden
Ga na het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden als volgt te werk om de
machine weer in bedrijf te stellen:
1. Controleer of alle eerder losgedraaide schroefverbindingen goed vast zit-
ten.
2. Controleer of alle eerder verwijderde veiligheidssystemen en afdekkingen
weer correct zijn ingebouwd.
3. Controleer of alle gebruikte gereedschappen, materialen en overige uitrus-
tingen uit het werkbereik zijn verwijderd.
4. Reinig het werkbereik en verwijder eventueel gemorste vloeistoffen, achter-
gebleven bewerkingsmateriaal en dergelijke.
5. Controleer of alle veiligheidssystemen van de machine correct zijn gemon-
teerd en probleemloos functioneren.
6. Zet de hoofdschakelaar in de "ON"-stand (AAN-stand) om de voeding in te
schakelen.
7. Druk op de "Start"-toets om een nieuw arbeidsproces te starten.
7 Onderhoud
Technische wijzigingen voorbehouden
NL
71