Bediening
De rode lijn in de balk van de helderheidsinstelling geeft de grens
aan voor de helderheid die kan worden ingesteld afhankelijk van de
actuele werkafstand.
De helderheid kan niet boven de rode lijn uit feller worden
ingesteld.
Wanneer bij ingestelde helderheid de werkafstand te klein wordt,
wordt de helderheid automatisch gedimd.
Door de knop "Brightcare™" aan te klikken kan deze
veiligheidsfunctie worden uitgeschakeld. Er verschijnt een
dialoogvenster waarin u het uitschakelen nogmaals moet
bevestigen.
28
Wanneer de veiligheidsfunctie "BrightCare™" is uitgeschakeld,
verandert de kleur van de "BrightCare"-knop van groen in geel.
X
X
BrightCare™ is geactiveerd en de knop wordt weer groen.
8.1
X
Leica M525 F20/CT20 / Ref. 10 715 156 / Versie 01
WAARSCHUWING
Bij korte brandpuntsafstand is de lichtbron van de
verlichtingseenheid voor de opererend arts en de patiënt
mogelijk te fel!
Beginnen met gedimde lichtbron en licht langzaam
X
X
feller laten worden tot de opererend arts een optimaal
uitgelicht beeld heeft.
Veiligheidsfunctie "BrightCare™" opnieuw activeren:
X
Druk opnieuw op de gele knop "BrightCare".
X
Verlichting omschakelen
WAARSCHUWING
Als de verlichting uitvalt, kan dat gevaar opleveren voor
de patiënt!
Valt een van de the xenonlampen uit, schakel dan
X
X
meteen over naar de andere.
• Vervang een defecte xenonlamp bij de eerstvolgende
gelegenheid.
• Begin nooit aan een operatie met slechts één werkende
xenonlamp.
Schakel met de verlichtingsschakelaar (1) om van de defecte
X
xenonlamp naar de intacte xenonlamp.
1