Storing
Motor loopt, maar mantel
draait niet
Motor wordt heet tijdens
normaal bedrijf
Harde geluiden van de
trommelmotor tijdens
normaal bedrijf
Versie 1.0 (12/2019) nl
Vertaling van de originele gebruiksaanwijzing
Interroll Trommelmotor DL-serie
Hulp bij storingen
Mogelijke oorzaak
Overbrengingsverlies
Overbelasting van de
trommelmotor
Omgevingstemperatuur
boven 40 °C
Overmatige of frequente
stops/starts
Bandspanning te hoog
Motor is niet geschikt voor de
toepassing
Ommanteling te dik
Verkeerde spanningstoevoer
Verkeerde instellingen op de
frequentieregelaar
Verkeerde instellingen op de
frequentieregelaar
Loszittende motor-opname
Te hoge bandspanning
Verkeerd/onjuist profiel tussen
mantel en band
Trommelmotor verkeerd
ingebouwd
Een fasegeleider is uitgevallen Controleer de aansluiting en netvoeding.
Verhelpen
Neem contact op met de lokale Interroll-dealer.
Controleer de nominale stroom op overbelasting.
Controleer of de motor niet tegen het transportbandframe
schuurt.
Controleer de omgevingstemperatuur. Is de
omgevingstemperatuur te hoog, installeer dan het
koelapparaat. Neem contact op met de lokale Interroll-dealer.
Gebruik motoren van de DL-serie niet voor het
start-stop-bedrijf.
Controleer de bandspanning en reduceer deze indien nodig.
Controleer of de toepassing overeenkomt met de specificaties
van de trommelmotor.
Gebruik bij het bedrijf met platenbanden of zonder banden
speciale motoren met een gereduceerd vermogen.
Vervang de ommanteling of neem contact op met de lokale
Interroll-dealer.
Controleer de spanningstoevoer.
Controleer bij 1-fasige motoren of de juiste aanloop- of
bedrijfscondensatoren worden gebruikt.
Controleer bij 3-fasige motoren of er geen fase is uitgevallen.
Controleer of de instellingen van de frequentieregelaar
overeenkomen met de specificaties van de trommelmotor en
wijzig deze eventueel.
Controleer of de instellingen van de frequentieregelaar
overeenkomen met de specificaties van de trommelmotor en
wijzig deze eventueel.
Controleer de motor-opname, astoleranties en
bevestigingsschroeven.
Controleer de bandspanning en reduceer deze indien nodig.
Controleer of het band- en trommelprofiel bij elkaar passen en
correct verbonden zijn. Vervang ze indien nodig.
Neem de inbouwrichtlijnen van de bandfabrikant in acht.
Controleer de inbouwpositie van het serienummer
(Positionering van de trommelmotor).
51