ChargeMaster Plus 12/75-3, 12/100-3, 24/40-3, 24/60-3 – Gebruikers- en installatiehandleiding
3 INSTALLATIE
Tijdens de installatie en ingebruikname zijn te allen tijde de
veiligheidsinstructies van toepassing.
3.1
Uitpakken
De levering omvat naast de ChargeMaster Plus het
volgende:
•
montagebeugel om de ChargeMaster Plus aan een
wand te bevestigen;
•
accutemperatuursensor;
•
dropkabel CZone/MB (1 m);
•
MasterBus-terminator;
•
gebruikershandleiding.
Controleer na het uitpakken de inhoud op mogelijke
beschadigingen. In geval van beschadigingen mag u het
product niet gebruiken. Neem in geval van twijfel contact op
met uw leverancier.
Controleer aan de hand van de identificatiesticker (zie
paragraaf 1.2) of de accuspanning overeenkomt met de
nominale uitgangsspanning van de ChargeMaster Plus (bv.
een accuset van 24 V voor een acculader van 24 V).
3.2
Plaats
•
De ChargeMaster Plus is uitsluitend ontworpen voor
binnengebruik.
•
Omgevingstemperatuur: -25 °C ... 80 °C; (vermogens-
reductie boven 40 °C om de interne koelplaattempera-
tuur te verlagen).
Uitgangsvermogen versus. temperatuur
Output Power vs Temperature
120
100
80
60
40
20
0
Temperature (°C)
Temperatuur (°C)
•
Luchtvochtigheid: 0-95% zonder condensvorming.
•
Monteer de ChargeMaster Plus verticaal, met de
verbindingskabels naar beneden.
•
Stel de ChargeMaster Plus niet bloot aan bovenmatig
stof, agressieve omgevingen, ammoniak of zout.
•
Zorg ervoor dat de tijdens bedrijf ontstane warme lucht
kan ontsnappen. De ChargeMaster Plus dient zodanig
te worden gemonteerd dat er geen blokkade van de
luchtventilatie kan ontstaan.
•
Dit apparaat vereist een minimale vrije ruimte van 100
mm (4") aan elke kant.
•
Als de ChargeMaster Plus in een CZone- of MasterBus-
netwerk wordt geïnstalleerd, houd dan rekening met de
voeding van het netwerk.
•
Plaats de ChargeMaster Plus nooit pal boven de accu
die wordt geladen, aangezien de gassen uit de accu de
ChargeMaster Plus doen corroderen en kunnen
beschadigen.
•
Als de ChargeMaster Plus in de buurt van woonruimtes
wordt geïnstalleerd, houd er dan rekening mee dan de
ventilator van de ChargeMaster Plus tijdens het gebruik
geluid kan produceren.
•
Hoewel de ChargeMaster Plus volledig voldoet aan alle
geldende
EMC-normen,
hinderlijke storing in radiocommunicatieapparatuur
veroorzaken. Als een dergelijke storing optreedt, wordt
aangeraden de afstand tussen de ChargeMaster Plus
en de apparatuur te vergroten, de ontvangstantenne te
verplaatsen of de apparatuur aan te sluiten op een
ander circuit dan dat waarop de ChargeMaster Plus is
aangesloten.
3.3
Bekabeling
WAARSCHUWING!
De draaddoorsneden in deze handleiding
dienen slechts als richtlijn. Houd u altijd aan
alle lokale regels en voorschriften.
3.3.1
DC-bekabeling
Houd er rekening mee dat er grote stromen door de DC-
bekabeling lopen. Houd de kabels zo kort mogelijk, zodat
de verliezen tot een minimum beperkt worden. De
aanbevolen minimale doorsnede van de accukabels is:
ChargeMaster
Plus-model
< 3 m/10 ft
12/75-3
25 mm² / AWG2
12/100-3
35 mm² / AWG1
24/40-3
16 mm² / AWG4
24/60-3
25 mm² / AWG2
Gebruik de volgende draadkleuren voor de DC-bekabeling,
of in elk geval verschillende kleuren om een duidelijk
onderscheid te maken tussen de plus- en mindraad vanaf
de accu:
Draadkleur
Betekenis
Rood
Plus
Zwart
Min
Leg de plus- en minkabels zo dicht mogelijk naast elkaar
om het elektromagnetische veld rondom de kabels zo klein
mogelijk te houden. Sluit de minkabel direct op de
minaansluiting van de accubank aan, of op de aardingszijde
van een eventueel aanwezige shunt. Gebruik nooit het
chassis als negatieve geleider. Maak de kabel stevig vast.
In de pluskabel naar de accubank moet een zekering
kan
deze
desondanks
Doorsnede DC-kabel:
3-5 m/10-16 ft
35 mm² / AWG1
50 mm²/AWG0
25 mm² / AWG2
35 mm²/AWG2
Aansluiten op:
+ (POS)
– (NEG)
7