ChargeMaster Plus 12/75-3, 12/100-3, 24/40-3, 24/60-3 – Gebruikers- en installatiehandleiding
3 GEVAAR: het risico op explosie beperken – gebruik de
ChargeMaster Plus nooit in situaties waarin gevaar op
een explosie van gas of stof bestaat of in een zone waar
tegen ontbranding beschermde apparatuur is vereist.
2.4
Persoonlijke voorzorgsmaatregelen
1 Het is verstandig om iemand in de buurt te houden die
hulp kan verlenen wanneer u in de buurt van een
loodzuuraccu werkt.
2 Houd voldoende vers water en zeep bij de hand voor
het geval dat accuzuur in contact komt met de huid,
kleding of de ogen.
3 Draag oogbescherming en beschermende kleding.
Vermijd contact met de ogen wanneer u in de buurt van
een accu werkt.
4 Huid of kleding die in contact is gekomen met accuzuur,
dient onmiddellijk te worden afgespoeld met zeep en
water. Als er accuzuur in de ogen komt, deze
onmiddellijk gedurende minstens 10 minuten met
stromend koud water spoelen en onmiddellijk medische
hulp inroepen.
5 Rook NOOIT in de buurt van een accu of motor en
vermijd vonken en open vuur.
6 Zorg ervoor dat metalen gereedschap niet op de accu
kan vallen. Dit zou vonken of kortsluiting kunnen
veroorzaken, met explosiegevaar tot gevolg.
7 Draag geen horloges, armbanden, kettingen of andere
metalen voorwerpen bij het werken met accu's.
2.5
Waarschuwingen met betrekking tot het
gebruik van accu's
1 Gebruik de ChargeMaster Plus uitsluitend voor het
laden van loodzuur- of lithiumionaccu's en het voeden
van op de accu's aangesloten verbruikers, in vast
opgestelde installaties. Gebruik de ChargeMaster Plus
niet voor het opladen van oplaadbare batterijen uit
huishoudelijke
toestellen.
openbarsten en persoonlijk letsel en materiële schade
veroorzaken. Zorg ervoor dat lithiumionaccu's die voor
deze lader worden gebruikt, gecertificeerd zijn volgens
de IEC-normen.
2 Probeer NOOIT niet-oplaadbare accu's te laden.
3 Probeer NOOIT een bevroren accu te laden.
4 Overmatige ontlading van de accu en/of hoge
laadspanningen kunnen accu's ernstig beschadigen.
Overschrijd nooit de aanbevolen ondergrens voor
ontlading van uw accu's.
5 Als een accu moet worden verwijderd, dient u altijd eerst
de geaarde aansluiting los te koppelen. Controleer of
alle accessoires zijn uitgeschakeld zodat er geen
vlamboog kan ontstaan.
6 Zorg dat de ruimte rondom de accu goed geventileerd
wordt terwijl de accu wordt geladen. Houd u aan de
aanbevelingen van de fabrikant van de accu.
7 Accu's zijn zwaar. Ze kunnen bij een ongeval
levensgevaarlijke projectielen worden. Zorg voor een
goede en stevige verankering en gebruik altijd geschikte
hulpmiddelen voor het vervoer.
2.6
Locatie van de lader
1 Plaats de lader nooit direct boven de accu die wordt
geladen; gassen uit de accu tasten de lader aan.
Deze
accu's
kunnen
2 Zorg dat er geen accuzuur op de lader druppelt bij het
vullen van de accu of het controleren van het soortelijk
gewicht van de elektrolyt.
3 Gebruik de lader niet in een afgesloten ruimte en let op
dat ventilatie niet wordt belemmerd.
4 Plaats de accu niet boven op de lader.
2.7
Voorzorgsmaatregelen DC-aansluiting
1 Controleer voor het aansluiten of loskoppelen van de
DC-uitgangsklemmen of alle schakelaars op de lader op
de 'uit'-stand zijn gezet en het AC-snoer is losgekoppeld
van het stopcontact. Klemmen mogen elkaar nooit
raken.
2 Verbind klemmen met de accu en het chassis zoals
vermeld in paragraaf 2.8, stap 5 en 6, en 2.9 stap 2 tot
en met 4.
2.8
Wanneer de accu in een voertuig is
geïnstalleerd
EEN VONK KAN TOT ONTPLOFFING VAN DE ACCU
LEIDEN.
Het risico van vonken in de buurt van de accu beperken:
1 Leg AC- en DC-snoeren zodanig dat ze niet kunnen
worden beschadigd door de motorkap, een portier of
een bewegend deel van de motor.
2 Blijf uit de buurt van ventilatorbladen, riemen, poelies en
andere delen die letsel kunnen veroorzaken.
3 Controleer de polariteit van de accu-aansluitingen. De
PLUSaansluiting (POS, P, +) heeft meestal een grotere
diameter dan de MINaansluiting (NEG, N,–).
4 Bepaal welke aansluiting van de accu is geaard op
(verbonden met) het chassis. Als de minaansluiting op
het chassis is geaard (zoals in de meeste voertuigen het
geval is), zie (5). Als de plusaansluiting op het chassis
is geaard, zie (6).
5 Voor een negatief geaard voertuig verbindt u de
PLUSklem (ROOD) van de acculader met de niet-
geaarde PLUSaansluiting (POS, P, +) van de accu.
Verbind de MINklem (ZWART) met het voertuigchassis
of het motorblok, uit de buurt van de accu. Verbind de
klem niet met de carburateur, brandstofleidingen of
delen van de carrosserie die van plaatmetaal zijn
gemaakt. Verbind de klem met een massief metalen
deel van het frame of met het motorblok.
6 Voor een positief geaard voertuig verbindt u de
MINklem (ZWART) van de acculader met de niet-
geaarde MINaansluiting (NEG, N, -) van de accu.
Verbind de PLUSklem (ROOD) met het voertuigchassis
of het motorblok, uit de buurt van de accu. Verbind de
klem niet met de carburateur, brandstofleidingen of
delen van de carrosserie die van plaatmetaal zijn
gemaakt. Verbind de klem met een massief metalen
deel van het frame of met het motorblok.
7 Bij het loskoppelen van de lader zet u de schakelaars
op 'uit', koppelt u het AC-snoer los, neemt u de klem van
het voertuigchassis en neemt u vervolgens de klem van
de accu-aansluiting.
8 Zie de bedieningsinstructies voor informatie over de
duur van de laadtijd.
5