20
ChargeMaster Plus 12/75-3, 12/100-3, 24/40-3, 24/60-3 – Gebruikers- en installatiehandleiding
4.5
CZone-configuratie
®
Het CZone
-netwerk is een CAN-systeem dat voldoet aan NMEA 2000. Open wanneer de ChargeMaster Plus is aangesloten
de CZone Configuration Tool op een Windows-laptop of -notebook die op met het CZone-netwerk is verbonden. Voer de
configuratie uit terwijl u verbonden bent met het netwerk of gebruik een voorbereid configuratiebestand (.zcf). Verzeker u ervan
dat er een DIP-switch is toegewezen. Zie ook paragraaf 4.2 voor een uitgebreide beschrijving van dezelfde instellingen in
MasterAdjust.
De ChargeMaster Plus toevoegen aan een CZone-systeemconfiguratie
Voorwaarde: in deze paragraaf wordt ervan uitgegaan dat een CZone-systeem al is geconfigureerd en dat de CZone
Configuration Tool is geopend.
Ga in de CZone Configuration Tool naar het tabblad Modules en druk op de knop Toevoegen (Add).
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Moduletype (Module Type) Laders (Chargers).
Selecteer in de vervolgkeuzelijst Ladertype (Charger Type) het vereiste model en ga verder met de volgende stappen.
1. Voer een duidelijke modulenaam (Module Name)
in.
2. Elk apparaat in het CZone-netwerk heeft een
uniek CZone-adres: de Dipswitch. Dit nummer
moet overeenkomen met de fysieke DIP-
switchinstellingen. Wanneer er verbinding is met
het systeem: selecteer een nummer in de
vervolgkeuzelijst of voer zelf een waarde in.
3. Selecteer het Accutype (Battery Type).
4. Voer de DC-stroombegrenzing (DC Current
Limit) in.
5. Optie: druk op de knop Geavanceerde
Instellingen (Advanced Settings) om
geavanceerde opties te configureren.
6. Selecteer de gewenste
Laadmethode (Charge
Method) in de
vervolgkeuzelijst.
7. Voer een duidelijke Naam
(Name) in voor DC 1 OUT, DC
2 OUT en DC 3 IN/OUT.
8. Selecteer de gewenste modus
voor DC 3 IN/OUT in de DC 3-
vervolgkeuzelijst Laadmethode
(Charge Method). Zie
paragraaf 0; Afhankelijk van
de geselecteerde laadmethode
worden extra instellingen
aangeboden, verborgen of
grijs weergegeven.
9. NMEA2000 Instances worden
gebruikt om een onderscheid
te maken tussen meerdere
monitoringbronnen.
10. Druk op OK om terug te keren
naar het venster
Modulemodificatie (Module
Modification) en druk op de
knop Alarm-
/schakelaarinstellingen
(Alarm/Switch Settings).