6 /
Instandhouding
Procedure
1. Houd de Start/Stop-toets ingedrukt en druk op de Aan/Uit-toets.
» Achtereenvolgens lichten alle leds kort op. Vervolgens branden alle leds
tegelijkertijd.
2. Druk tweemaal op de Start/Stop-toets.
» Op de tijdschaal wordt daarna weer de als laatste ingestelde sonificatieduur
weergegeven. De led "0" op de temperatuurschaal brandt.
» Het ultrasoonbad is weer gereed voor bedrijf.
Vermogen van het ultrasoon controleren
Het vermogen kan met een wattmeter tussen de stroomstekker van het ultra-
soonbad en de contactdoos worden gecontroleerd.
Procedure
1. Vul de triltank met water.
2. Schakel achtereenvolgens het ultrasoon en weer uit. Lees het vermogen af.
3. Vergelijk de afgelezen waarden met de technische gegevens. Zie hoofdstuk
8 Technische gegevens.
De gemeten waarden mogen maximaal ± 20% van de waarden in de technische
gegevens afwijken.
Ultrasoonwerking controleren
Controleer de werking van het ultrasoon bij de ingebruikname en periodiek. Er
wordt een controle per 3 maanden aanbevolen. Zie hoofdstuk 6.3 Folietest uit-
voeren.
6.3 Folietest uitvoeren
Voor de eerste toepassing en periodiek, bijv. per 3 maanden, dient een folietest te
worden uitgevoerd. Deze is bestemd voor het waarborgen van de gelijkblijvende
werking van het ultrasoon. U bent ervoor verantwoordelijk hoe vaak u deze uit-
voert.
De folietest is een eenvoudige procedure voor het weergeven van de intensiteit
en verdeling van de cavitatie in een ultrasoonbad. Daarvoor wordt een alumini-
umfolie erin gelegd, die gespannen is op een folietestframe. Afhankelijk van de
sonificatieduur wordt deze in bepaalde mate door de cavitatie geperforeerd en
vernield.
Voor de vergelijkbaarheid van de resultaten is het belangrijk dat de omstandighe-
den bij de folietest altijd dezelfde zijn:
• triltank vullen tot aan de vulpeilmarkering;
• werktemperatuur van de sonificatievloeistof;
• ontgassingsduur;
• positionering van het frame;
• folietype (merk, dikte);
22/34
6486-001 NL/2021-04