1
2
1 Afsluitventiel
2 Manometer voordruk
3 Vuilfilter
4 Drukreduceer
5 Manometer reduceerdruk
Fig. 3 ⋅ Inbouwvoorbeelden
2.2 Vuilfilter
Om ervoor te zorgen dat door het medium
meegevoerde vervuiling zoals bijv. laskorrels
het optimaal functioneren en vooral de opti-
male afsluiting van het ventiel niet nadelig
kunnen beïnvloeden, moet er altijd voor de
drukreduceer een vuilfilter (SAMSON type 1
NI) worden ingebouwd.
Het vuilfilter wordt voor het drukreduceer in-
gebouwd. De doorstroomrichting moet over-
eenstemmen met de pijl die op de behuizing
is aangebracht. Het filterpatroon moet bij ho-
rizontale inbouw naar beneden wijzen en bij
verticale inbouw naar boven. Er moet op
worden gelet dat er voldoende ruimte over-
blijft voor het demonteren van het patroon.
2.3 Afsluitventiel, manometer
Het verdient aanbeveling om voor het filter en
na de drukreduceer een handbediende af-
sluiter in te bouwen, om de installatie voor
reinigings- en onderhoudswerkzaamheden
en bij langere bedrijfsstilstanden te kunnen
afsluiten.
Ter controle van de in de installatie heersende
drukken moet er voor en achter de regelaar
een manometer worden ingebouwd.
3. Bediening
3.1 Setpoint-instelling
Het instellen van de gewenste reduceerdruk
volgt door het instellen van de setpoint-instel-
ler (9). Door het naar rechts verdraaien (met
de klok mee) wordt de reduceerdruk ver-
3
4
5
hoogd en door het naar links verdraaien ver-
1
minderd. De op de reduceerdrukzijde ge-
plaatste manometer maakt controle van het
ingestelde setpoint mogelijk.
3.2 Storingen
Wanneer de reduceerdruk (manometer aan
de reduceerzijde) sterk afwijkt van het inge-
stelde setpoint, dan kunnen zitting en klep
vervuild zijn of door natuurlijke slijtage kan
lekkage zijn ontstaan. Wanneer lekkage
naar buiten toe optreedt, dan moet het mem-
braan worden gecontroleerd en indien nodig
worden vervangen.
Voor montagewerkzaamheden aan
de drukreduceer moet het apparaat
!
uit de leiding worden gedemon-
teerd. Daarvoor moet het betreffen-
de deel van de installatie drukloos
worden gemaakt en worden ge-
leegd.
3.2.1 Reinigen resp. vervangen van de klep
Setpointveer (-veren) door naar links draaien
van de setpoint-insteller (9) geheel ontspan-
nen. Klem (11) afschroeven. Voorzichtig,
veer is nog iets voorgespannen.
Gehele kunststof bovendeel met veer (8),
membraanschotel (10) en membraan (7) af-
nemen, drukstuk (12) wegtrekken.
Pluggen (15) uitschroeven en huls (14) uitne-
men, dan metaalbalg (4) met klep (3) en
klepstang (5) uitnemen. Zitting en klep gron-
dig reinigen. Wanneer de klep of de metalen
balg beschadigd is, dan moet het gehele deel
worden vervangen. Ga bij de montage in
omgekeerde volgorde te werk. Houdt de
aandraaimomenten conform figuur 2 aan.
3.2.2 Vervangen membraan
Setpointveer door naar links draaien van de
setpoint-insteller (9) geheel ontspannen.
Klem (11) afschroeven. Voorzichtig, veer is
nog iets voorgespannen.
Kunststof bovendeel met veer (8) en mem-
braanschotel (10) afnemen. Membraan uit-
nemen en vervangen door een nieuwe.
3