Speciale functies
Na indrukken van de
meettoets:
50
Gefixeerde gemiddelde meetwaarde
Huidige gemeten waarde
(In de AMBI functie wordt continu
gemeten, zolang de meettoets blijft
ingedrukt. Daardoor veranderen de
posities van de instelpunten voort-
durend mee.)
Dit geeft aan dat het gemeten ge-
bied 0.5 stop lichter is dan de opge-
slagen meetwaarde.
(In de AMBI functie wordt continu
gemeten, zolang de meettoets blijft
ingedrukt. Daardoor veranderen de
posities van de instelpunten voort-
durend mee.)
Huidige gemeten waarde
(Wordt vastgehouden bij loslaten
van de meettoets.)
Opgeslagen meetwaarde
De digitaal aangegeven waarde re-
fereert aan de opgeslagen meet-
waarde.
Het meten van gemiddelde belichtingen bij ge-
bruik van de platte diffusor
Het gemiddelde van de belichting is de gemiddelde helderheid tussen de
hoge lichten en de schaduwpartijen binnen een compositie. Bijvoorbeeld:
als het verschil tussen de meetwaarden (verschillen in belichting) verkregen
door een opvallend licht meting op één stop uitkomt, dan is de verlich-
tingsverhouding 2:1; Als het twee stop is dan is de verhouding 4:1. Over
het algemeen worden lichtverhoudingen tussen 4:1 en 8:1 (belichtingsver-
schillen van 2 tot 3 stops) als optimaal beschouwd bij het gebruik van kleu-
renfilms, aangezien deze verhoudingen voor een natuurlijke weergave van
de kleuren garant staan.
Door het aanpassen van de verhoudingen in de belichting, kunt u de relatie
tussen de hoge lichten en de schaduwpartijen of de relatie tussen het
hoofd-onderwerp en de achtergrond in het onderwerp beheersen. Zoals bij
het fotograferen van mensen of objecten in een studio. Om de karakteris-
tieken van het licht te kunnen controleren, zoals het verschil in helderheid
tussen het hoofdonderwerp en de achtergrond, kunt u in de meeste geval-
len het beste een sferische diffusor gebruiken. Echter, wordt een onder-
werp belicht vanuit verschillende richtingen, dan is het noodzakelijk om de
helderheid te meten van de verschillende individuele lichtbronnen die het
onderwerp verlichten. Daarbij dient u gebruik te maken van een platte dif-
fusor (opvallend licht meting, zie pagina 15).
Dit biedt u de beheersing over de schaduwpartijen van het hoofdonder-
werp.
Door een sferische diffusor te vervangen door een platte diffusor, kunt u de
helderheid van de lichtbronnen die het onderwerp verlichten individueel
meten. De verhouding in de verlichting kan daardoor gemakkelijk gecon-
troleerd worden. Bovendien kunt u het geheugen van de meter en de func-
tie voor het vaststellen van de verschillen in helderheid gebruiken om deze
waarden op eenvoudige wijze te meten
Speciale functies
51